De Filmfabriek, gr 3/4, les 1 Verhaal

GROEP 3/4
LES 1: Verhaal

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
MediawijsheidNederlands+2BasisschoolGroep 3,4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 35 min

Introductie

Les 1 Het verhaal Beste leerkracht! Samen ga jij, met jouw klas een korte film maken. In deze serie met lessen krijgen jij en jouw klas stap voor stap uitgelegd wat er bij het maken van een film komt kijken. De serie bestaat uit negen lessen. In elke les wordt een onderwerp uitgelegd via voorbeeldfilmpjes, diverse oefeningen en opdrachten. Alle onderwerpen vanuit het filmproces komen aanbod zoals: het verhaal van een film, hoe werkt het voor en achter de camera, wat doet de art direction, wat is de invloed van muziek op de film, wat houdt de cast en de crew in, hoe monteer je de film en in welk programma. Als afsluiting wordt de film en het filmproces met de leerlingen besproken. Aan het uitwerken van het verhaal kan t/m les 6 gewerkt worden. Het verhaal hoeft dus nu nog niet helemaal af te zijn. In deze les wordt de basis van het verhaal verzonnen.

Instructies

In deze eerste les ga je met de leerlingen een verhaal bedenken. Maak met de leerlingen een kort verhaal, van ongeveer max 1 A4. 

Benodigdheden:
  • Digibord met geluid, verbonden met het internet
  • LessonUp-les ‘De Filmfabriek, gr 3/4, les 1’
  • Bijlage 1.1: Begrippenlijst verhaal (gr 1 t/m 8, les 1)
  • Bijlage 1.2: Werkblad verhaal (gr 1 t/m 8, les 1) kopie voor de leerkracht
  • Bijlage 1.3: Basisverhalen (gr 1 t/m 8, les 1)

Lesinhoud:

Verkenning: inhoud en introductie 5 minuten
Informatie: hoofdpersonen 10 minuten
Informatie: verhaal 10 minuten
Opdracht: verhaal vertellen 15 minuten
Afsluiting: verzonnen verhaal vertellen 5 minuten

Voorbereiding: 
Bekijk de onderstaande lesbeschrijving en zet de bijbehorende LessonUp-les voor aanvang van de les klaar op het digibord.  
  • Bekijk bijlage 1.1 (begrippenlijst). 
  • Print bijlage 1.2 (werkblad verhaal) voor jezelf. 
  • Lees in bijlage 1.3 (basisverhalen) de verhalen voor groep 3/4 door ter inspiratie voor het eigen filmverhaal.

Leerdoel: Aan het einde van de les kennen de leerlingen de begrippen ‘protagonist’ en ‘antagonist’, en kunnen bij personages/karakters aangeven of ze goed of slecht zijn. Daarnaast weten de leerlingen dat een verhaal uit een begin, midden en eind bestaat, en kunnen ze een bijdrage leveren aan het verloop van hun eigen filmverhaal.
 

Werkbladen

Onderdelen in deze les

GROEP 3/4
LES 1: Verhaal

Slide 1 - Tekstslide

Vertel dat jullie een les gaan doen uit ‘De Filmfabriek’.
Vraag
Informatie
Opdracht
Kijk
Benodigdheden
Tip

Slide 2 - Tekstslide

Behandel de betekenissen van de pictogrammen, die in de lessen voorbij zullen komen.

Als er een pictogram op een slide staat dan kun je daar op klikken. Er zijn buttons met vragen, maar ook buttons met informatie, of kijk-, schijf-en tekenopdrachten.
2
Storyboard
7
Reclame
3
Acteren
4
Art direction
5
Muziek en geluid
6
Filmen
1
Verhaal

Slide 3 - Tekstslide

Bespreek met de leerlingen dat jullie in 7 lessen een eigen korte speelfilm gaan maken. In deze slide staat wat in elke les aan bod komt.  Vandaag is de eerste les over het verhaal van een film. Met je leerlingen ga je een kort verhaal bedenken. 

Slide 4 - Video

Dit zijn Rein & Nikita. Zij zijn acteurs. In elke les komen zij langs om een onderdeel van de les aan de leerlingen uit te leggen.
Hoofdpersonen
In een verhaal komen vaak verschillende hoofdpersonen voor. Dit zijn de belangrijkste personen uit het verhaal. Vaak is er een goede en een slechte hoofdpersoon. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdpersonen
Vertel dat in een verhaal vaak verschillende hoofdpersonen voorkomen.
Dit zijn de belangrijkste personen uit het verhaal. Vaak is er een goede en een slechte hoofdpersoon. Je kunt de leerlingen vragen om voorbeelden van goede en slechte (slechteriken) hoofdpersonages te noemen. 
protagonist
Een protagonist is de hoofdpersoon die goed is. Hij of zij wordt vaak gezien als de held in de film/in het verhaal. 
antagonist
Een antagonist is de hoofdpersoon die slecht is. Hij of zij doet er vaak alles aan om de protagonist (de goede) tegen te werken. 

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdpersonen
Vertel aan de leerlingen:
Dat de goede hoofdpersoon vaak als held wordt gezien. Een goed hoofdpersoon noem je protagonist.
De slechte hoofdpersoon is de gemenerik en doet er alles aan om de goede hoofdpersoon(protagonist) tegen te werken.  Een slecht hoofdpersoon noem je een antagonist. 
PROTAGONIST
ANTAGONIST

Slide 7 - Sleepvraag

Maak de sleepvraag. 
Welke personages uit de films ‘Finding nemo’, ‘101 Dalmatiërs’, ‘Roodkapje’ en ‘Frozen’ zijn goed (en horen in het vakje protagonist) en welke zijn slecht (en horen in het vakje antagonist)? 

De juiste antwoorden:
Protagonist: B Nemo, C de dalmatiërs, E Roodkapje en H Anna.
Antagonist: A de haai, D Cruella De Vil, F de wolf en G Hans.
Verhaal
Een verhaal bestaat uit 3 delen: begin - midden - eind
BEGIN
Over wie gaat het en 
waar speelt het zich af?
MIDDEN
Wat gebeurt er en waarom?
EIND
Hoe loopt het af?

Slide 8 - Tekstslide

Begin-midden-eind
Vertel dat een verhaal altijd uit drie delen bestaat en vertel wat die delen inhouden:
Begin – Over wie gaat het en waar speelt het zich af?  Vaak is er een goede hoofdpersoon en een slechte hoofdpersoon. Het wordt duidelijk waar het verhaal zich afspeelt. 
Midden – Wat gebeurt er en waarom?: 
In het midden wordt de goede hoofdpersoon vaak tegengewerkt door de slechterik. Vaak moet de goede hoofdpersoon iets oplossen of onderzoeken, om zijn/haar droom of wens uit te kunnen laten komen. In het midden is het nog onduidelijk of het zal lukken. Dit maakt een verhaal spannend.
Eind – Hoe loopt het af?: 
In het eind wordt duidelijk of de hoofdpersonen hun dromen of wensen hebben vervuld. 

Uitleg aan de hand van ‘Roodkapje’: 
Begin: Roodkapje (goede hoofdpersoon) krijgt een mandje met lekkers en gaat door het bos (locatie) op weg naar haar zieke oma. Onderweg plukt Roodkapje bloemetjes en komt ze een wolf (slechte hoofdpersoon) tegen.
Midden: De wolf eet oma op, omdat hij honger heeft. Als Roodkapje bij oma aankomt, wordt ook zij door de wolf opgegeten. De wolf valt vervolgens in slaap.
Eind: Gelukkig hoort de jager de wolf snurken. Hij bevrijdt oma en Roodkapje uit de buik van de wolf. Ze stoppen stenen in de buik van de wolf. De wolf wordt wakker en gaat naar de put om water te drinken. Door de stenen in zijn buik valt de wolf voorover en valt in de put. 
Eind goed, al goed!

Wens:
Roodkapje wil oma verwennen
Tegenkracht: Wolf eet oma en Roodkapje op 
Oplossing: Oma en Roodkapje worden bevrijd, ze zorgen dat de wolf in de put belandt
BEGIN
Over wie gaat het, en 
waar en wanneer speelt het zich af?
MIDDEN
Wat gebeurt er en waarom?
EIND
Hoe loopt het af?
Verhaal verzinnen
Bedenk een verhaal voor de eigen film. Noteer het verhaal in bijlage 1.2 
Aantal rollen
Let op het aantal rollen. Het zou leuk zijn als zo veel mogelijk kinderen te zien zijn in de film.
Haalbaarheid
Let op de haalbaarheid. Het moet in/rondom de school te filmen zijn. 

Slide 9 - Tekstslide

Bedenk een verhaal
Nodig: Bijlage 1.2 (werkblad)
Evt. bijlage 1.3 (basisverhalen) ter inspiratie
1 Bedenk klassikaal een verhaal voor de eigen film. Bedenk eerst een thema/onderwerp voor het verhaal (en maak hierover eventueel een woordweb). 2 Werk het thema/onderwerp vervolgens uit tot een verhaal aan de hand van de volgende punten.
Wie? Wie zijn de hoofdpersonen van het verhaal? Zijn er nog andere personages? Zo ja, wie zijn dat?
Waar? Waar speelt het verhaal zich af? Bijvoorbeeld binnen (in een school of woonkamer) en/of buiten (in een bos of stad).
Wanneer? Wanneer speelt het verhaal zich af? Noem de periode (bijv. in de middeleeuwen, in de toekomst of in de zomer). 
Wat? Wat maken de hoofdpersonen mee in het verhaal? Wat gebeurt er?
Waarom? Waarom doen de personages bepaalde dingen? Wat is hun wens?
Hoe? Hoe lost het verhaal op?

TIP: Zorg ervoor dat alle leerlingen in de film te zien zijn. Zorg dus voor voldoende rollen. Je kunt bijvoorbeeld in groepjes werken (de goede feeën, de slechte dieven, etc.). Indien er leerlingen zijn die niet herkenbaar in beeld mogen, kunnen zij wellicht een masker en verkleedkleren dragen.

TIP 1: denk aan de haalbaarheid van het verhaal (locatie, spullen enz.).    

Je kunt de leerlingen tijdens het verzinnen van het verhaal laten mee tekenen (bijv. de personages, de gebeurtenissen en/of de locaties) of mee laten spelen (wat er gebeurt, voeren de leerlingen in bewegingen uit).
Liever geen klassikale aanpak? Je kunt de leerlingen ook in groepjes een verhaaltje laten verzinnen. 

Vervolgens kunnen deze verhaaltjes het uitgangspunt worden van het algehele verhaal. 

TIP 2: Je kunt als uitgangspunt voor het verhaal ook het favoriete boek van de klas kiezen

Aan het uitwerken van het verhaal kan t/m les 6 gewerkt worden. Het verhaal hoeft dus nu nog niet helemaal af te zijn. In deze les wordt de basis van het verhaal verzonnen.
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Zet de timer om het verhaal te verzinnen en kijk hoever jullie gekomen zijn. 
Gemaakt door: 







Gefinancierd door:
Met dank aan:

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies