23/24 week 1 - les 2

1 / 30
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

  • Vragen? Overhoren
  • Regarder
  • Lire
  • La prononciation

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
ENKELVOUD

1e persoon : ik - je
2e persoon: jij - tu
3e persoon: hij - il / zij - elle / men, we - on

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
MEERVOUD

1e persoon : wij - nous
2e persoon: u/jullie - vous
3e persoon: zij (mannelijk) - ils; zij (vrouwelijk) - elles

Slide 5 - Tekstslide

Dus:
ik ben                                  je suis
jij bent                                 tu es
hij/zij/men/het is           il / elle / on / c'  est
wij zijn                                 nous sommes
jullie zijn / u bent            vous êtes
zij zijn                                   ils / elles  sont

Slide 6 - Tekstslide

Verschil On + nous

On betekent "men"of "we"als algemeen bedoeld



Slide 7 - Tekstslide

VOUS (U / Jullie)
Vous kan op 2 manieren worden gebruikt

1) als beleefdheidsvorm "u"

2) wanneer je een groep aanspreekt "jullie"

Slide 8 - Tekstslide

Etre (zijn)

Je suis
Tu es
Il, elle, on est

nous sommes
vous êtes
ils, elles, sont
Etre (zijn)

Je sui
Tu e
Il, elle, on e

nous som
vous êt
ils, elles, sont

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Spiek op blz 19 en start chromebook

Slide 11 - Tekstslide

être
=
 zijn




il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
tu es
je suis
wij zijn
zij zijn (ml&vr)
ik ben
u bent & jullie zijn
jij bent
hij/zij/men is (wij zijn)

Slide 12 - Sleepvraag

Maxime et Claire ... des amies.
A
sont
B
est

Slide 13 - Quizvraag

Vous ... français?

Slide 14 - Open vraag

Tu ... mon ami.

Slide 15 - Open vraag

Non, je ... néerlandais.

Slide 16 - Open vraag

Pierre ... grand.

Slide 17 - Open vraag

Marc ........(is)

Slide 18 - Open vraag

Marc et Lisa .....(zijn)

Slide 19 - Open vraag

Hoe vertaal je: het is
A
il est
B
elle est
C
c'est

Slide 20 - Quizvraag

Elle ... une fille.
A
es
B
est

Slide 21 - Quizvraag

Je ... Pierre.
A
suis
B
sont

Slide 22 - Quizvraag

Nous ... à l'école.
A
sommes
B
êtes

Slide 23 - Quizvraag

Samen oefenen
Exercice 8a-3 blz 19

Zet tijdens het luisteren het nummer van de zin achter de vorm die je hoort.

Slide 24 - Tekstslide

Zelf aan de slag
maak exercice 8b, 8c, 8d

Klaar? exercice 9 en 10 blz 21
Voor exercice 9 heb je oortjes en chromebook nodig

Slide 25 - Tekstslide

Parler - Hoe zeg je?
hallo, hoe gaat het?
Het gaat, dank je

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf op in je schrift!
Bonjour, ça va?
Ça va, merci.

Slide 27 - Tekstslide

Les devoirs  - het huiswerk

B1F
ma 4 sept 4e 
FA - Appr. 1 en 2 , bz 36 FN-NF



do 7 sept  3e uur
FA - Appr. 3, blz. 36 en 37

Slide 28 - Tekstslide

Les devoirs  - het huiswerk
V1B

wo 6 sept 5e 
FA - Appr. 1 en 2 , bz 36 FN-NF



vr 8 sept  5e uur
FA - Appr. 3, blz. 36 en 37

Slide 29 - Tekstslide

La prononciation
Wat weet je nog? é en è
l'école
un éléfant
le collège
en cinquième
le supermarché

Slide 30 - Tekstslide