procenten en decimale getallen

Bij welke sticker krijg je de meeste korting?
1 / 24
volgende
Slide 1: Open vraag
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bij welke sticker krijg je de meeste korting?

Slide 1 - Open vraag

Bij welke sticker krijg je 33,3% korting?

Slide 2 - Open vraag

Van breuk naar procenten
 Procentopdrachten gaan over het getal 100.

           deel van 100 

           is 100 : 10 = 10  delen door 10

           is 10 x 3 = 30  keer 3
dus      deel is 30%
103
101
103
103

Slide 3 - Tekstslide

Van breuk naar procenten
 Procentopdrachten gaan over het getal 100.

           deel van 100 

           is 100 : 5 = 20  delen door 5

           is 20 x 2 = 40  keer 2
dus      deel is 40%
52
51
52
52

Slide 4 - Tekstslide

In deze opdrachten is het totaal aantal altijd 100,
dus kan de berekening korter:

  •         deel betekent delen door 8 en 
vermenigvuldigen met 3, 
dus dus 100 : 8 x 3 of      x 100 = 37,5%
    
  •         deel =        x 100 = 45%
  • of 100 : 20 x 9 = 45%
83
209
209
83

Slide 5 - Tekstslide

Bereken het percentage. gebruik de breuktoets.

  •          deel =   ..... %
  •          deel =   ..... %
  •          deel =   .....%
  •          deel =   .....%
  •          deel =   .....%
109
5017
203
257
87

Slide 6 - Tekstslide

Bereken het percentage

  •          deel =          x 100 = 90 %
  •          deel =          x 100 = 15  %
  •          deel =   34 %
  •          deel =  28 %
  •          deel =  87,5 %
109
109
5017
203
257
87
203

Slide 7 - Tekstslide

Andersom:
80% betekent dus                 deel 
(rekenmachine vereenvoudig automatisch)

24% =                          deel

37,5 % =                       deel
Je mag geen breuken binnen breuken gebruiken, maar je rekenmachine heeft er geen probleem mee.
10080=54
10024=256
10037,5=83

Slide 8 - Tekstslide

Bereken en vereenvoudig de breuk (maar de rekenmachine doet dat zelf).

56% =                        deel
5% =                          deel
12,5% =                      deel
28% =                        deel
14,4% =                     deel

Slide 9 - Tekstslide

Bereken en vereenvoudig de breuk 
56% =                      deel

5% =                        deel

12,5% =                   deel

28% =                     deel

14,4% =                     deel
10014,4=12518
10056=2514
1005=201
10012,5=81
10028=257

Slide 10 - Tekstslide

In klas 1e hebben 3 van de 25 kinderen een
onvoldoende gehaald.

Welk deel van de leerlingen heeft een onvoldoende gehaald?

Bereken hoeveel procent een onvoldoende heeft.

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel procent heeft een onvoldoende?

Slide 12 - Open vraag

3 van de 25, dat is           deel.

Dat is            x 100 = 12% van de leerlingen heeft een onvoldoende.
253
253

Slide 13 - Tekstslide

Van klas 1 zitten 150 leerlingen. Daarvan komen er 96 met de fiets, 30 met de bus en de rest met de scooter.

Welk deel van de leerlingen komt met de fiets?
Bereken hoeveel procent met de fiets komt.

Slide 14 - Tekstslide

hoeveel procent komt op de fiets?

Slide 15 - Open vraag

96 van de 150 leerlingen komen met de fiets.

Dat is               deel.

Dat is          x 100 = 64% van de leerlingen komt met de fiets.
15096=2516
2516

Slide 16 - Tekstslide



Van 140 leerlingen heeft           deel een zwemdiploma.

Bereken hoeveel leerlingen een zwemdiploma hebben.
Bereken hoeveel procent van de leerlingen een zwemdiploma heeft

2019

Slide 17 - Tekstslide

           deel van 140 is 140 : 20 x 19 = 133 leerlingen hebben een zwemdiploma.

In procenten     x 100 = 95%


2019
2019

Slide 18 - Tekstslide

60%
6%
75%
30%
3/5 deel
3/50 deel
3/4 deel
3/10 deel

Slide 19 - Sleepvraag

Handige percentages
10% betekent delen door 10
12,5% betekent delen door 8
20% betekent delen door 5
25% betekent delen door 4
      % betekent delen door 3
50% betekent delen door 2
3331

Slide 20 - Tekstslide

Handige percentages
10% betekent delen door 10
12,5% betekent delen door 8
20% betekent delen door 5
25% betekent delen door 4
      % betekent delen door 3
50% betekent delen door 2
3331

Slide 21 - Tekstslide

Bereken 
  • 25% van 68 euro
  • 68 : 4 = 17, dus 25% van 68 euro is 17 euro

  • 12,5% van 896 liter 
  • 896 : 8 = 112; dus 12,5% van 896 liter is 112 liter.

  • Bereken 20% van 750 km
  • 750 : 5 = 150; dus 20% van 750 is 150 km

Slide 22 - Tekstslide

Bereken
  • 10% van 78 euro 
  • 78 : 10 = 7,8, dus 10% van 78 euro is € 7,80

  • 30% van 90 kg. Bereken eerst 10%
  • 90 : 10 = 9, dus 30% is 3 x 9 = 27 kg

  • Bereken 75% van 448 cm.
  • 25% van 448 is 448 : 4 = 11,2 dus 75% is 3 x 112 = 336 cm

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Maken 20 tot en met 26, 29

Slide 24 - Tekstslide