Formatieve Oefentoets Geschiedenis H2 Economische ontwikkeling van Nederland H2
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een verklaring voor de late industrialisatie van Nederland
A
Nederland had een hele sterke handel waardoor industrie niet meteen nodig was.
B
Nederland had heel weinig mensen die werk zochten.
C
België was een stuk rijker
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Heb je goed gelezen? Geef nu antwoord op de onderstaande vraag.
Willem I had grote plannen voor Noord- en Zuid Nederland.
Waarom liepen deze plannen stuk in 1830?
Willem I had grote plannen voor Noord- en Zuid Nederland.
Waarom liepen deze plannen stuk in 1830?
Slide 5 - Open vraag
Steenkolen zijn nodig voor industrialisatie.
Waarom had Nederland problemen met kolen?
Waarom had Nederland problemen met kolen?
A
Er waren geen grote kolenmijnen in NL
B
Mensen weigerden te werken in de kolenmijnen
C
Nederlandse kolen waren niet geschikt voor stoommachines
D
Rode kool werd liever gegeten.
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Goed gelezen? Geef antwoord op de onderstaande vraag.
Noem een reden waarom Nederland na 1860 toch industrialiseerde?
Noem een reden waarom Nederland na 1860 toch industrialiseerde?
Slide 9 - Open vraag
Nederlands-Indië was ook belangrijk voor de industrialisatie.
Waarom?
Waarom?
A
Veel Indiërs kwamen werken in Nederlandse fabrieken
B
Veel Indiërs kochten producten uit Nederlandse fabrieken
C
Er werd goed samengewerkt tussen de twee gebieden
D
Er kwamen kolen uit Indië
Slide 10 - Quizvraag
Wat is 'arbeidsdeling'?
A
Elke werknemer had zijn eigen taak langs de lopende band
B
Werk wordt eerlijk verdeelt onder alle werknemers
C
Het loon van een arbeider hing af van het werk dat hij deed
Slide 11 - Quizvraag
Wat was een oorzaak voor de verstedelijking in de tweede helft van de 19e eeuw in Nederland?
A
Arbeiders hadden meer aanzien dan boeren, daarom werden steden aantrekkelijker
B
De werkomstandigheden in de steden werden beter dan die op het land
C
Er was meer leefruimte voor een gezin in de stad dan op het platteland
D
Er was minder werk in de landbouw waardoor veel mensen naar de stad trokken
Slide 12 - Quizvraag
Weet je het nog?
Wat was GEEN reden dat de woonomstandigheden in de steden slecht waren?
Wat was GEEN reden dat de woonomstandigheden in de steden slecht waren?
A
Slecht gebouwde woningen door snelle urbanisatie
B
Geen riolering en waterleiding
C
Panden die niet bedoeld waren voor bewoning werden toch gebruikt
D
Arbeiders hadden nooit geleerd zichzelf te wassen
Slide 13 - Quizvraag
De arbeidsomstandigheden in de fabriek waren...
A
Oké, mensen werkten hard maar in een gezonde omgeving
B
Goed, ze verdienden voldoende geld in een gezonde omgeving
C
Matig, ze werkten in een ongezonde omgeving maar kregen goed betaald
D
Slecht, het was zwaar werk in ongezonde omgeving
Slide 14 - Quizvraag
Wat hoort niet bij de arbeidsomstandigheden in de fabriek tijdens de industriële revolutie?
A
Hoge lonen
B
Onveilige machines
C
Ongezonde lucht
D
Afwisselend werk
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn liberalen?
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo minmogelijk bemoeiden met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn confessionelen?
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo minmogelijk bemoeiden met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten
Slide 17 - Quizvraag
Wat zijn socialisten?
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo minmogelijk bemoeiden met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten
Slide 18 - Quizvraag
Eind 19de eeuw werden er vakbonden opgericht.
Wat zijn vakbonden?
Wat zijn vakbonden?
Slide 19 - Open vraag
Het Kinderwetje van Houten gaat over?
A
Leerplicht
B
Toeslagen voor ouder met kinderen
C
Verbod op kinderarbeid onder 12 jaar
D
Dat je maar 2 kinderen mocht krijgen
Slide 20 - Quizvraag
Het kinderwetje van Van Houten had niet op alle beroepssectoren invloed.
Het kinderwetje werd NIET ingevoerd in de ....
Het kinderwetje werd NIET ingevoerd in de ....
A
industriesector
B
landbouwsector
C
dienstensector
Slide 21 - Quizvraag
Wat voor cijfer geef je jezelf voor
je inzet en het maken van de vragen?
je inzet en het maken van de vragen?
