Teksten lezen, week 5 > Schiermonnikoog

Teksten lezen, week 5
Schiermonnikoog
stap 30
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Teksten lezen, week 5
Schiermonnikoog
stap 30

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:

* Heb je de stof die je tot nu toe over non-fictie geleerd hebt herhaald.
* Heb je een mening gevormd over een tweetalige opvoeding door ouders die een dialect spreken.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hoe goed is jouw kennis van de Nederlandse dialecten? Hieronder staan de namen van dieren in verschillende dialecten (Limburgs, Sallands en Gronings).
Sleep het 'platte' beest naar de juiste Nederlandse beschrijving.
bij
oorwurm
bok
pissebed
kabouter
vlinder
lieveheersbeestje
mier
wesp
gaffeltang (Sal.)
iem(e) (Gr.)
soater (Gr.)
eerdmaanje (Gr.)
keldermot (Sal.)
pieëpel (Lim.)
sjmoutwurmpke (Lim.)
moomijt (Lim.)
wepse (Sal.)

Slide 4 - Sleepvraag

De tekst die bij de vragen in deze les hoort, vind je in de drive in het mapje van jouw Waddeneiland.
Kijk bij week 5.

Slide 5 - Tekstslide

Lees de tekst 'Dialecten in het nauw'.
Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?
A
Alinea 5 geeft een verklaring voor de inhoud van alinea 4.
B
Alinea 5 geeft een uitleg bij alinea 4.
C
Alinea 5 noemt een gevolg van de inhoud van alinea 4.
D
Alinea 4 en 5 vormen samen een opsomming.

Slide 6 - Quizvraag

In de alinea’s 6 en 7 staan oorzaken van de achteruitgang van dialecten.
Noem vier van deze oorzaken.

Slide 7 - Open vraag

Gebruik onderstaande informatie voor het beantwoorden van de volgende twee vragen.

We kunnen deze tekst verdelen in vier delen:
deel 1 : houding ten aanzien van dialecten
deel 2 : groeiende interesse voor dialecten
deel 3 : oorzaken voor achteruitgang van dialecten
deel 4 : maatregelen voor het behoud van dialecten

Slide 8 - Tekstslide

Bij welke alinea begint deel 2 Groeiende interesse voor dialecten?
A
alinea 2
B
alinea 3
C
alinea 4
D
alinea 5

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke alinea begint deel 4 Maatregelen voor het behoud van dialecten?
A
alinea 7
B
alinea 8
C
alinea 9
D
alinea 10

Slide 10 - Quizvraag

“De tweetaligheid was voor de meesten geen probleem.” (alinea 6)
Citeer de zin uit alinea 3 waarin hetzelfde wordt beweerd.

Slide 11 - Open vraag

Over welke eigenschap van dialectsprekers gaat alinea 7 vooral?
A
de beperkte belangstelling
B
de intelligentie
C
het negatieve imago
D
het opleidingsniveau

Slide 12 - Quizvraag

Waarom kunnen een dialect en het Standaardnederlands gewoon naast elkaar bestaan volgens de auteur?
Omdat een dialect en het Standaardnederlands ....
A
door verschillende soorten mensen gebruikt worden.
B
een heel verschillende ontstaansgeschiedenis hebben.
C
in verschillende situaties gebruikt worden.
D
vaak maar heel weinig van elkaar verschillen.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst 'Dialecten in het nauw'?
A
De dialecten hebben het erg moeilijk, maar dankzij de toegenomen belangstelling zullen ze voor de ondergang behoed worden.
B
De dialecten verdwijnen vooral, doordat de burgers en de overheid weinig belangstelling hebben voor de dialecten.
C
Het dialectgebruik is sterk afgenomen en het is belangrijk de dialecten vast te leggen nu het nog kan.
D
Hoewel er nauwelijks belangstelling is voor de dialecten, moet de overheid financiële middelen beschikbaar stellen voor onderzoek.

Slide 14 - Quizvraag

Een schrijver kan met zijn tekst onder andere de volgende doelen hebben:
(1) informeren over een verschijnsel, (2) de lezer aansporen tot actie, (3) de lezer overtuigen van zijn mening en (4) gevoelens over een verschijnsel tot uitdrukking brengen.
Welke zijn de belangrijkste doelen van de schrijver met deze tekst?
A
informeren en overtuigen (1 en 3)
B
informeren en gevoelens tot uitdrukking brengen (1 en 4)
C
aansporen en overtuigen (2 en 3)
D
aansporen en gevoelens tot uitdrukking brengen (2 en 4)

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Open de hotspot en lees de informatie. Deze (en de informatie uit het filmpje op de vorige slide) heb je nodig voor de volgende vraag.
Met of zonder dialect opvoeden?

Slide 17 - Tekstslide

Hoogleraar Gerbert Kraaykamp zegt dat een tweetalige opvoeding heel belangrijk is, als je wilt dat je kind het later ver schopt. Ook in de interviews met de dialectsprekers hoor je dat hun dialect soms voor problemen zorgt.
Vind jij dat je als ouder thuis gerust dialect kunt spreken, maar dat je je kind aan moet leren dat het in een andere situatie beter is om Standaardnederlands te spreken?
Geef minimaal drie argumenten voor je mening en een tegenargument. Gebruik signaalwoorden als 'want', 'omdat' en 'namelijk'.

Slide 18 - Open vraag

Wat heb je geleerd?

* Je hebt de stof die je tot nu toe over non-fictie geleerd hebt herhaald.
* Je hebt een mening gevormd over een tweetalige opvoeding door ouders die een dialect spreken.

Slide 19 - Tekstslide

Wat bereid je voor voor de volgende les?

Voor het assessment houd je een betogende voordracht over dialecten.
Zoek zoveel mogelijk informatie over dialecten. Wat zijn belangrijke zaken als we het over dialecten hebben?
Wat vind jij van die zaken? Noteer je mening en je argumenten.

Slide 20 - Tekstslide