In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welkom allemaal
Ga zitten en pak je spullen
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag gaan we
Huiswerk vorige keer
Bs 4 Cellen
Vragen
Huiswerk
Slide 3 - Tekstslide
Wat leer je deze les?
Waaruit bestaat een dierlijke cel.
Waaruit bestaat een plantaardige cel.
Wat zijn celorganellen.
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de twee cel soorten.
Slide 4 - Tekstslide
Dierlijke cellen (a)
Celmembraan: dun vliesje dat inhoud cel scheidt van omgeving
Cytoplasma: water met opgeloste stoffen, waarin organellen zweven.
Kernmembraan: vliesje dat kernplasma in celkern houdt
Celkern: organel, regelcentrum van cel, bevat DNA
Slide 5 - Tekstslide
Plantaardige cel (a)
Vacuole: blaasje met vocht (water en opgeloste stoffen, kleurstoffen)
Celwand: stevig laagje om cel heen, is gemaakt van tussencelstof
Plastiden: organel, bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
Slide 6 - Tekstslide
Plastiden (a)
Bladgroenkorrels: hierdoor zijn planten groen, hier vindt fotosynthese plaats
Kleurstofkorrels: gele, oranje of rode kleur
Zetmeelkorrels: kleurloos, hier wordt zetmeel opgeslagen
Plastiden kunnen van een type in ander type veranderen
Slide 7 - Tekstslide
Andere organellen (a)
Sommige organellen niet zichtbaar onder lichtmicroscoop.
Mitochondriën: maken uit suikers energie voor cellen.
Ribosomen: maken eiwitten in de cellen.
Zijn in plantaardige en dierlijke cellen te vinden.
Slide 8 - Tekstslide
Welke van de vier is de dierlijke cel?
A
B
C
D
Slide 9 - Quizvraag
Wat heeft een plantencel wel wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet het vlies om een dierlijke cel heen?
A
cytoplasma
B
celmembraan
C
celwand
D
celorganel
Slide 11 - Quizvraag
De drie typen plastiden zijn:
A
bladgroen-, zetmeel- en waterpestkorrels
B
zetmeel-, waterpest- en kleurstofkorrels
C
kleurstof-, paprika- en zetmeelkorrels
D
kleurstof-, bladgroen- en zetmeelkorrels
Slide 12 - Quizvraag
Welke plastiden zitten er in het vlies van een rode ui?
A
Bladgroenkorrels
B
Zetmeelkorrels
C
Kleurstofkorrels
D
Geen
Slide 13 - Quizvraag
Deze plastiden maken zuurstof:
A
zetmeelkorrels
B
bladgroenkorrels
C
huidmondjes
D
kleurstofkorrels
Slide 14 - Quizvraag
Als een tomaat rijpt gebeurt er iets met de kleur, hij gaat namelijk van een groene naar een rode kleur. Een type plastide verandert in een andere type plastide.
Welk type plastide veranderde in welk andere?
A
Van zetmeelkorrel naar kleurstofkorrel
B
Van kleurstofkorrel naar bladgroenkorrel
C
Van bladgroenkorrel naar kleurstofkorrel
D
Van bladgroenkorrel naar zetmeelkorrel
Slide 15 - Quizvraag
Samenvatting
Alle organismen bestaan uit een of meer cellen.
Dierlijke cellen bestaan uit celmembraan, cytoplasma, celkern en kernmembraan.
Een plantaardige cel bestaat uit celmembraan, cytoplasma, celkern, kernmembraan, vacuole, plastiden en celwand.
De celwand omgeeft alle plantaardige cellen. Het zorgt voor stevigheid, en is een vorm van tussencelstof.
Cytoplasma is een stroperige vloeistof. Voornamelijk water, maar vol met opgeloste stoffen.
Celmembraan is een dun hoesje om de cel heen.
Celkern is het regelcentrum van de cel. Het bevat DNA. De celkern wordt beschermd door het kernmembraan.
Plastiden hebben allerlei functies. Fotosynthese, opslag voedingsstoffen of kleur geven.