1. Ik weet het verschil is tussen zinsontleding en woordsoorten benoemen;
2. Ik ken de (on)bepaalde lidwoorden;
3. Ik weet wat zelfstandig naamwoorden en eigennamen zijn;
4. Ik weet wat hulp- en zelfstandig werkwoorden zijn;
5. Ik weet wat de aanwijzend/ vragend voornaamwoorden zijn;
6. Ik kan de aanwijzend / vragend voornaamwoorden uit een zin halen;
7. Ik kan 'dit/ dat/deze/die' correct gebruiken.
8. Ik herken voorzetsels in een zin. (NIEUW) QUIZ .......