Grammatica meervoud

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Spelling

Meervoud

Ik ben moe

1. Ik zeg dat ik ben moe
2. Ik zeg dat ik moe ben

Kom je morgen?

1. Ik vraag of ik morgen kom.
2. Ik vraag of ik kom morgen.

Ik heb geen tijd.
Ik zeg dat.....

Ben je ziek?
Ik vraag of...

Klinkers

Klinkers: a, u, o, e, i, y, ij

Maan (lange klinker, + een medeklinker) --> manen
Poot = poten.

Beeld = beelden

Raam

1. Raamen
2. Ramen

Wat is het meervoud van het woord straat

Man (korte klinker + een medeklinker) --> mannen

Mand = manden (en niet mandden)

Golf = golven

Brief = brieven

Roos = rozen
Huis = huizen

Wat is het meervoud van het woord 'maand'?

Wat is het meervoud van het woord 'pet'

Wat is het meervoud van het woord 'sloot'

Na -é, -e, -el, -en, -er, -em, -ie, -je   is het meervoud s
De lepel = de lepels

Na een a, i, o, u, y is het meervoud 's

Opa = opa's

Baby = baby's

Het meervoud van 'café'

1. Cafés
2. Café's

Wat is het meervoud van oma?

1. oma's
2. omas

Wat is het meervoud van auto?

1. autos
2. auto's

Wat is het meervoud van sleutel?

1. Sleutels
2. Sleutel's
3. Sleutelen