Bij het vak Nederlands gebruikt men de termen objectieve en subjectieve argumenten.
Maar er ook worden wel eens termen gebruikt als:
Objectief: feitelijke uitspraak/ feiten
Voorbeeld: Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt), want Parijs is een grote, dichtbevolkte stad (argument).
Subjectief: waarderende uitspraak (niet-feitelijke uitspraak) het kan ook een gevoel uitdrukken
Voorbeeld: Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt), want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld (argument).