Argo thema 1 Oefentoets

ARGO Thema 1 
WOORDEN EN GRAMMATICA
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ARGO Thema 1 
WOORDEN EN GRAMMATICA

Slide 1 - Tekstslide

Geef de vertaling van de volgende woorden

Slide 2 - Tekstslide

ἄγω

Slide 3 - Open vraag

τέλος

Slide 4 - Open vraag

τὸ δένδρον

Slide 5 - Open vraag

ὀνομάζω

Slide 6 - Open vraag

πρῶτον

Slide 7 - Open vraag

ὁ υἱος

Slide 8 - Open vraag

ὁ ἀδελφός

Slide 9 - Open vraag

αὐτίκα

Slide 10 - Open vraag

ἡ κόρη

Slide 11 - Open vraag

νοέω

Slide 12 - Open vraag

Geef aan in welke vorm de volgende woorden staan

Slide 13 - Tekstslide

τέκνα
A
nom ev
B
nom mv
C
acc ev
D
acc mv

Slide 14 - Quizvraag

κόρας
A
nom ev
B
nom mv
C
acc ev
D
acc mv

Slide 15 - Quizvraag

Αἱ κόραι
A
nom ev
B
nom mv
C
acc ev
D
acc mv

Slide 16 - Quizvraag

τὸν θρόνον
A
nom ev
B
nom mv
C
acc ev
D
acc mv

Slide 17 - Quizvraag

οἱ θεοί
A
nom ev
B
nom mv
C
acc ev
D
acc mv

Slide 18 - Quizvraag

τὸν στόμαχον

A
nom ev
B
nom mv
C
acc ev
D
acc mv

Slide 19 - Quizvraag

Nog een paar vraagjes over de naamwoorden

Slide 20 - Tekstslide

Welk van de volgende lidwoorden kan NIET in de accusativus staan?
A
τάς
B
τήν
C
τό
D
τῶν

Slide 21 - Quizvraag

nom.


gen.

dat.

acc.


τούς
αἱ
τῷ
τῶν
τοῖς
τῆς

Slide 22 - Sleepvraag

Zet dit lidwoord in het tegenovergestelde getal (dus enkelvoud wordt meervoud en andersom)
τοῖς

Slide 23 - Open vraag

Beantwoord de volgende vragen over het alfabet

Slide 24 - Tekstslide

Welke letter is dit?
ψ
A
chi
B
ksi
C
phi
D
psi

Slide 25 - Quizvraag

Welke letter komt eerder in het alfabet, de ξ of de ν? Noteer de naam van de juiste letter.

Slide 26 - Open vraag

Noteer in Nederlandse letters hoe je het volgende woord uitspreekt:
ἁλιευς

Slide 27 - Open vraag

Welke spiritus ontbreekt en waar moet hij staan?
Απολλων
A
asper, op de A
B
lenis, op de A
C
asper, vóór de A
D
lenis, vóór de A

Slide 28 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen over werkwoorden

Slide 29 - Tekstslide

Welke woord is een ww-vorm in de 3e p. ev?
A
ἀεί
B
εἰσίν
C
ἔχει
D
τίκτειν

Slide 30 - Quizvraag

Welk woord is een ww-vorm in de 3e p. mv?
A
δόλους
B
ἐστίν
C
λέγειν
D
φέρουσι

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de standaard uitgang van infinitivusvormen?

Slide 32 - Open vraag

Vertaal de volgende zinnetjes

Slide 33 - Tekstslide

Ἡ θεὰ δύο (= twee) υἱοὺς τίκτει.

Slide 34 - Open vraag

Ὁ ἀδελφός τὸν ἵππον πρὸς τὸν ποταμὸν ἄγει.

Slide 35 - Open vraag


Τὴν κόρην τὸ θηρίον φέρει.

Slide 36 - Open vraag