Afronding Methodisch werken en Communicatie

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Noem minimaal drie kenmerken van Methodisch werken

Slide 2 - Open vraag

Waarom zou je Methodisch handelen?
A
word ik voor betaald
B
de methodes zijn er niet voor niks
C
zo hou ik het proces in de gaten
D
dat verwachten ouders van mij

Slide 3 - Quizvraag

Stel: je handelt NIET doelgericht. Wat gebeurt er dan?

Slide 4 - Open vraag

Welke vaardigheid moet je als GPM'er hebben bij Methodisch werken?
A
inlevingsvermogen
B
communicatief
C
kennis hebben
D
zorgzaam zijn

Slide 5 - Quizvraag

Noem minimaal drie uitgangspunten in de methodiek van een begeleider

Slide 6 - Open vraag

Welk van onderstaande is voorwaardelijk voor Methodisch handelen?
A
SMART doel
B
pen en papier
C
Turflijstje of Tijdsteekproef
D
stappenplan

Slide 7 - Quizvraag

Noem de vijf stappen van een methodisch cyclus

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Doelen formuleer je SMART
Waarvoor staat de R in SMART?
A
Regelmatig
B
Reflectief
C
Realistisch
D
Rechtvaardig

Slide 10 - Quizvraag

Waar haal je je informatie vandaan over het kind dat je (gericht) wilt gaan begeleiden?
Noem er minimaal drie:

Slide 11 - Open vraag

Welk werkmodel gebruik je voor het vastleggen van algemene informatie over een kind?
A
Kindportret
B
Rapportage
C
Ontwikkelplan
D
Reflectieverslag

Slide 12 - Quizvraag

En welke voor de (gerichte) begeleiding van een kind?
A
Kindportret
B
Rapportage
C
Ontwikkelplan
D
Reflectieverslag

Slide 13 - Quizvraag

Noem minimaal vier ontwikkelingsgebieden die je beschrijft in een Kindportret

Slide 14 - Open vraag

Welke vraag hoort bij 'Onderzoeksvraag'?
A
Wat ga ik onderzoeken?
B
Wat is het observatiedoel?
C
Wat zijn de deelvragen?
D
Wat beschrijf ik over het kind?

Slide 15 - Quizvraag

Aandachtspunt bij formuleren van je Deelvragen:
A
Hoe ga ik observeren?
B
Welke methode gebruik ik?
C
Wat doet een kind?
D
Wanneer ga ik observeren?

Slide 16 - Quizvraag

Noem minimaal drie observatie-methodieken?

Slide 17 - Open vraag

Wanneer bespreek je je bevindingen met ouders/verzorgers?
A
Breng-moment
B
Haal-moment
C
Ik maak een afspraak
D
Ik laat de pedagoog een afspraak maken

Slide 18 - Quizvraag

Wat kun je met ouders delen bij een haalmoment?
A
ontwikkeling van het kind
B
welbevinden van het kind
C
gevoelige informatie over het kind
D
verloop van de dag

Slide 19 - Quizvraag

Wat vind jij het belangrijkste in een oudergesprek waarin opvoedingsadvies gegeven wordt?
A
Kennis van de (vreemde) taal
B
mijn pedagogische kennis
C
luisteren en responsiviteit
D
mijn advies over de begeleiding van het kind

Slide 20 - Quizvraag

Bij het Examen B moet je een ARA formulier laten invullen. Waarvoor staat ARA?
A
Aanleiding, Responsiviteit, Actueel
B
Authenticiteit, Relevantie, Actualiteit

Slide 21 - Quizvraag

Je ontwerpt een Ontwikkelplan.
Hoe formuleer je hoofd- en subdoel(en)?
A
STARR
B
SMART
C
Realistisch
D
Cyclisch

Slide 22 - Quizvraag

Wat ga je doen in de herfstvakantie?
A
zo min mogelijk
B
gewoon, werken
C
op vakantie
D
gaat je niks aan

Slide 23 - Quizvraag