Instructie 5 § 1 Werkwoord blz. 200
ww > zegt wat iets of iemand
doet of wat iets of iemand
overkomt.
onduidelijke betekenis ww: hebben, kunnen, moeten, mogen, zijn, worden, zijn en zullen. ! Je kan ww vervoegen: ww-vormen,
bijv. ik loop, hij loopt, wij lopen, ik/hij liep, wij liepen, wij hebben gelopen.
Oefen voorbeeld:
De artiesten hebben een luid applaus gekregen.