W20 EN 1HM Unit 6 Les 3

Busy day today
Voor deze les heb ik een aantal doelen vastgesteld:
1. Aan het einde van deze les heb ik de 'to be' vorm bij de Past Simple
herhaald.
2. Aan het einde van deze les heb ik uitleg gehad over comparisons.
3. Aan het einde van deze les heb ik opdr. gemaakt in eDition.
4. Aan het einde van deze les heb ik mijn leesvaardigheid goefend met ReadTheory
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare school

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Busy day today
Voor deze les heb ik een aantal doelen vastgesteld:
1. Aan het einde van deze les heb ik de 'to be' vorm bij de Past Simple
herhaald.
2. Aan het einde van deze les heb ik uitleg gehad over comparisons.
3. Aan het einde van deze les heb ik opdr. gemaakt in eDition.
4. Aan het einde van deze les heb ik mijn leesvaardigheid goefend met ReadTheory

Slide 1 - Tekstslide

Let's begin baby
Herhaling kan nooit kwaad en doet je alleen maar goed!

In de volgende slides krijg je zinnen waarin je de juiste vorm van 'to be' moet gebruiken in de past simple.

Slide 2 - Tekstslide

'Ik was' hoort in de past simple te zijn:
A
I were
B
I was

Slide 3 - Quizvraag

... Danny happy with his birthday present?
A
Was
B
Were

Slide 4 - Quizvraag

Michael ... interested in what the teacher told him.
A
wasn't
B
weren't

Slide 5 - Quizvraag

Neem de zin over in je antwoord.
Sharon ... shocked when she heard her grandma ... in the hospital. (+)

Slide 6 - Open vraag

Neem de zin over in je antwoord.
Timmy and Lars ... annoyed by their parents since they had to eat vegetables. (-)

Slide 7 - Open vraag

Neem de zin over in je antwoord.
... Michelle asleep when burglars broke into her house? (?)

Slide 8 - Open vraag

Comparisons
We gebruiken vaak 'comparisons' om personen of dingen met elkaar te vergelijken.

'Comparisons' komt van het woordje 'compare', wat 'vergelijken' betekent.

Slide 9 - Tekstslide

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Comparative +

Superlative

Slide 10 - Tekstslide

Let op woorden die eindigen op een Y!

(medeklinker + y dan 'i' ipv 'y'

Slide 11 - Tekstslide

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)
far - further - furthest




Slide 12 - Tekstslide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 13 - Tekstslide

Maar bij langere woorden...

Slide 14 - Tekstslide

Woorden van 2 of meer lettergrepen
krijgen GEEN -er of -est,
maar MORE of MOST ervoor!

I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.

Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is 
the most beautiful baby though.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 19 - Quizvraag

I drive ___ than my husband.
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe

Slide 20 - Quizvraag

That group is _____ than the other group.
A
more serious
B
most serious
C
seriouser
D
seriousest

Slide 21 - Quizvraag

The teacher likes to have the ___ talks.
A
dull
B
duller
C
dullest

Slide 22 - Quizvraag

It is _____ than ever to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 23 - Quizvraag

My dad is the ___ dad ever!
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 24 - Quizvraag

Michael Jackson was the
___ singer ever .
A
great
B
greater
C
greatest
D
most great

Slide 25 - Quizvraag

Comparisons
Ga naar eDition en maak de opdrachten 14 + 16

Slide 26 - Tekstslide

ReadTheory
Ga naar ReadTheory en maak minstens 5 teksten.

Slide 27 - Tekstslide

Homework
Study Vocab 6.2 and Phrases 1-15

Slide 28 - Tekstslide