W20 EN 1G1 U6 les2

Week 20, 
Lesson 3

Today:
Recap: "to be" in past simple
New: Comparisons
Vocab and Phrases
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Week 20, 
Lesson 3

Today:
Recap: "to be" in past simple
New: Comparisons
Vocab and Phrases

Slide 1 - Tekstslide

Your goals
1. Aan het einde van deze les kan ik 'to be' in de Past Simple
gebruiken.

2. Aan het einde van deze les kan ik vergelijkingen maken in het Engels.

3. Aan het einde van deze les kan ik iets schrijven over een sportevenement.


Slide 2 - Tekstslide

Recap
Herhaling kan nooit kwaad en doet je alleen maar goed!

In de volgende slides krijg je zinnen waarin je de juiste vorm van 'to be' moet gebruiken in de past simple.

Slide 3 - Tekstslide

'Ik was' hoort in de past simple te zijn:
A
I were
B
I was

Slide 4 - Quizvraag

... Danny happy with his birthday present?
A
Was
B
Were

Slide 5 - Quizvraag

Michael ... interested in what the teacher told him.
A
wasn't
B
weren't

Slide 6 - Quizvraag

Neem de zin over in je antwoord.
Sharon ... shocked when she heard her grandma ... in the hospital. (+)

Slide 7 - Open vraag

Neem de zin over in je antwoord.
Timmy and Lars ... annoyed by their parents since they had to eat vegetables. (-)

Slide 8 - Open vraag

Neem de zin over in je antwoord.
... Michelle asleep when burglars broke into her house? (?)

Slide 9 - Open vraag

Comparisons
Nu komen we bij een nieuw grammatica onderdeel.

We gebruiken vaak 'comparisons' om personen of dingen met elkaar te vergelijken.

'Comparisons' komt van het woordje 'compare', wat 'vergelijken' betekent.

Slide 10 - Tekstslide

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Comparative +

Superlative

Slide 11 - Tekstslide

Let op woorden die eindigen op een Y!

(medeklinker + y dan 'i' ipv 'y'

Slide 12 - Tekstslide

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)
far - further - furthest




Slide 13 - Tekstslide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 14 - Tekstslide

Maar bij langere woorden...

Slide 15 - Tekstslide

Woorden van 2 of meer lettergrepen
krijgen GEEN -er of -est,
maar MORE of MOST ervoor!

I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.

Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is 
the most beautiful baby though.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 20 - Quizvraag

I drive ___ than my husband.
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe

Slide 21 - Quizvraag

That group is _____ than the other group.
A
more serious
B
most serious
C
seriouser
D
seriousest

Slide 22 - Quizvraag

The teacher likes to have the ___ talks.
A
dull
B
duller
C
dullest

Slide 23 - Quizvraag

It is _____ than ever to find good football players.
A
more difficult
B
difficulter
C
most difficult
D
difficultest

Slide 24 - Quizvraag

My dad is the ___ dad ever!
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 25 - Quizvraag

Michael Jackson was the
___ singer ever .
A
great
B
greater
C
greatest
D
most great

Slide 26 - Quizvraag

eDition

Go to eDition and do exercises 12, 14 and 16 (Unit 6 Lesson 2)

Return to this lesson after you finish the eDition exercises!

Slide 27 - Tekstslide

Look back (1)
Today you
- repeated how make sentences with "to be" in the past simple
- learned how to make comparisons
- and wrote about a sportsevent.

To check your understanding of comparisons, here is a short recap:

Slide 28 - Tekstslide

Look back (2)
To check your understanding of comparisons:
Hoeveel procent heb je goed gescoord in opdracht 14? Minder dan 70%? 

Bekijk dan eerst nog even de volgende recap video van 2 minuten en maak daarna
Practice More Grammar 2 (Unit 6 lesson 2)

Slide 29 - Tekstslide

0

Slide 30 - Video

Look forward
In lesson 3 we repeat the "comparisons", learn new grammar (word order of place and time), and we write a short whatsapp message to a friend about where (s)he can find you in a crowd.

Before that:
Study Vocab 6.2 and Phrases 1-15

Slide 31 - Tekstslide