Efteling
1 / 52
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Hoe lang bestaat de Efteling?
A
50 jaar
B
60 jaar
C
70 jaar
D
80 jaar
Slide 4 - Quizvraag
Hoe is de Efteling begonnen?
A
Als sprookjesbos
B
Als sportpark
C
Als huisjespark
D
Als zwempark
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer ontstond het spookslot?
A
1956
B
1978
C
2000
D
2024
Slide 6 - Quizvraag
Welke specialiteit heeft de Efteling?
A
roze tompouce
B
gele tompouce
C
groene tompouce
D
blauwe tompouce
Slide 7 - Quizvraag
Waarvan was Anton Pieck een fan?
A
de kerstman
B
Sinterklaas
C
carneval
D
het paasfeest
Slide 8 - Quizvraag
Welke auto's reden er ter ere van Hans Christiaan Andersen door het park?
A
twingo
B
eend
C
SUV
D
kever
Slide 9 - Quizvraag
Welk instrument staat centraal in het spookslot?
A
de gitaar
B
de drum
C
de viool
D
de fluit
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Slide 14 - Tekstslide
Hoe heet het figuur dat symbool staat voor de Efteling?
A
Jet
B
Pardijn
C
Pardoes
D
Joki
Slide 15 - Quizvraag
Hoeveel Holle Bollen Gijzen zijn er in de Efteling
A
6
B
10
C
11
D
20
Slide 16 - Quizvraag
Hoe snel gaat Baron 1898
A
75 km/u
B
90km/u
C
100 km/u
D
110km/u
Slide 17 - Quizvraag
Welke kleur is de muts van Vogelrok tijdens de winterefteling
A
Blauw
B
Geel
C
Groen
D
Rood
Slide 18 - Quizvraag
Bij welk gebied in de wereld past de muziek van deze attractie?
A
Australië
B
Europa
C
Midden-Oosten
D
Noord-Amerika
Slide 19 - Quizvraag
Waar past deze muziek het beste bij?
A
Feest
B
Spanning
C
Sprookjesachtig
D
Snelheid
Slide 20 - Quizvraag
Bij wat voor attractie past deze muziek?
A
Een rustige attractie
B
Een spannende attractie
Slide 21 - Quizvraag
Oudste logo
Minder oud logo
Nieuwste logo
Slide 22 - Sleepvraag
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Welk sprookje zat niet bij de eerste tien sprookjes van het Sprookjesbos?
A
De magische klok
B
Sneeuwwitje
C
De Chinese nachtegaal
D
De Indische waterlelies
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Sprookjes beginnen altijd met...
A
En lang geleden gebeurde het...
B
er was eens ....
C
in een heel ver verleden...
D
het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 29 - Quizvraag
Wat is bij sprookjes vaak het thema?
A
de moraal
B
een wijze les
C
een prinses
D
het huwelijk
Slide 30 - Quizvraag
Sprookjes zijn fictie.
A
waar
B
niet waar
Slide 31 - Quizvraag
Voor wie zijn sprookjes bedoeld?
A
voor kinderen
B
voor volwassenen
C
voor jong en oud
D
voor wie in sprookjes gelooft
Slide 32 - Quizvraag
Wat is volgens sprookjesdeskundigen de kracht van sprookjes?
A
Een sprookje eindigt altijd goed
B
In een sprookje kun je door slim te zijn alles overwinnen
C
Een sprookje maakt iedereen blij
D
In een sprookje kun je door sterk te zijn alles overwinnen
Slide 33 - Quizvraag
Sprookjes waren vroeger veel gruwelijker, omdat...?
A
Kinderen vroeger veel minder bang waren
B
Ze bedoeld waren voor volwassenen
C
Mensen vroeger veel gemener waren
D
Ze wilden waarschuwen voor slecht gedrag
Slide 34 - Quizvraag
Zij heeft heel lang in sprookjes .......
A
geloofd
B
gelooft
Slide 35 - Quizvraag
De gebroeders Grimm hebben de sprookjes
A
verzameld
B
zelf verzonnen
Slide 36 - Quizvraag
Wie zou de wolf graag opeten?
A
Hans en Grietje
B
De 3 biggetjes
C
Het lelijke eendje
Slide 37 - Quizvraag
Wie werd er opgesloten in het peperkoekenhuisje?
A
Roodkapje
B
Sneeuwwitje
C
Hans en Grietje
Slide 38 - Quizvraag
De wolf kon één geitje niet vinden. Waar zat dat geitje?
A
In de klok
B
Onder de tafel
C
Onder het bed
Slide 39 - Quizvraag
Hoe heten de laarzen van de reus van klein duimpje?
A
Zevenkilometerslaarzen
B
Zevenmijlslaarzen
C
Reuzenlaarzen
Slide 40 - Quizvraag
Wat kreeg Sneeuwwitje van de heks?
A
Een lekkere appel
B
Een vergiftigde appel
C
Een halve appel
Slide 41 - Quizvraag
In welk sprookje komt geen wolf voor?
A
Roodkapje
B
De gelaarsde kat
C
De 3 biggetjes
Slide 42 - Quizvraag
Hoe heet het mannetje dat goud kan spinnen?
A
Goudhaantje
B
Goudhaartje
C
Repelsteeltje
D
Windekind
Slide 43 - Quizvraag
Hoe eindigt een sprookje meestal?
A
En ze waren heel blij ...
B
En ze leefden nog lang en gelukkig...
C
En hier eindigt het ...
D
Toen kwam een olifant met een lange snuit...
Slide 44 - Quizvraag
Een keizer die dacht dat hij prachtige kleren aan had.
A
De nieuwe kleren van de keizer
B
De gelaarsde kat
C
De keizer en de nachtegaal
Slide 45 - Quizvraag
Een meisje dat de hele dag moest poetsen.
A
Doornroosje
B
Sneeuwwitje
C
Assepoester
Slide 46 - Quizvraag
Vaak is de hoofdpersoon een jong iemand of een kind dat eropuit gaat om een probleem op te lossen
A
waar
B
niet waar
Slide 47 - Quizvraag
Hoe zijn sprookjes ontstaan? (meerdere antwoorden)
A
Het zijn hele oude volksverhalen
B
Verhalen die al heel vroeger opgeschreven werden in boeken
C
Verhalen die werden doorverteld bij het (haard-)vuur
D
Ze komen uit geschiedenisboeken
Slide 48 - Quizvraag
Welke broers hebben het eerste sprookjesboek geschreven?
Slide 49 - Open vraag
De hoofdpersoon strijdt vaak tegen enge monsters zoals weerwolven en heksen. In de Middeleeuwen geloofden ze in het bestaan van deze monsters. Hoe komt dat?
Slide 50 - Open vraag
Sprookjes waren vroeger veel gruwelijker, omdat...?
A
Kinderen vroeger veel minder bang waren
B
Ze bedoeld waren voor volwassenen
C
Mensen vroeger veel gemener waren
D
Ze wilden waarschuwen voor slecht gedrag
