Les 9, getallen 20-100 (12-12) A1A

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Pak je werkboek, aantekeningenschrift en etui.

Ga lezen in je Nederlands boek of steek je vinger op voor een Franse woordzoeker over de getallen (= thema van deze les)

Aujourd'hui, c'est jeudi

A1A

Startoefening, alleen in stilte:

Maak de zinnen ontkennend:

1) Nous parlons français = Nous ne parlons pas français.

2) Tu adores la France = Tu n'adores pas la France.

3) C'est bizarre! = Ce n'est pas bizarre!

Klaar? Bedenk zelf een nieuwe zin waarin je de ontkenning gebruikt.

Le programme:

- Startoefening -> grammatica H

- Herhaling getallen 0-20

- Getallen vanaf 21-100

Les buts (leerdoelen):

- Aan het einde van de les:

1) heb je de getallen 0-20 herhaald

2) kun je de getallen 21-100 herkennen 

Est-ce que tout le monde est présent?

- Zijn we compleet? Wie missen we?

De getallen (les chiffres)

Per vraag krijg je even kort tijd om na te denken en vervolgens krijgt een willekeurige leerling de beurt

Hoe zat het ook alweer?

Getallen 0-20

Vingt

Deux

Quatorze

Seize

Douze

Dix-huit

Getallen vanaf 20 tot 69

Vanaf 70 wordt het een beetje gek

Les nombres 20-69

Je zegt in het Frans  eerst het tiental en daarna komt het tweede cijfer van het getal

20: vingt

21: vingt-et-un

24: vingt-quatre

30: trente

31: trente-et-un

37: trente-sept

40: quarante

41: quarante-et-un

43: quarante-cinq

50: cinquante

58: cinquante-huit

60: soixante

66: soixante-six

Wat is het getal:
trente-huit

Wat is het getal:
cinquante-deux

Vertaal dit getal:
29

Getallen vanaf 70

Wat verandert er hier?

Je krijgt een overzicht van de getallen 0-100. Bewaar dit goed in je werkboek of schrift!

Au travail:

Wat? Exercice 25D + 27BCF (blz. 82-85)

Klaar? Ga de getallen 0-100 leren / Slim Stampen

Blooket

Getallen 0 - 100

https://dashboard.blooket.com/set/643aed045d9a241e7f7a3a59

Tip: houd het stencil erbij

Les devoirs (huiswerk):

- Faire: 25C + 27AC (blz. 82-83)

- Apprendre: getallen 0-100 (tip: gebruik het stencil)

Au travail:

Quoi (wat)? Fais exercice 2B, 4, 6ABC en 7A

Comment (hoe)? Individuellement ou ensemble en 2 (fluisteren)

Temps (tijd)? Tot het einde van de les

Prêt (klaar)? Apprendre vocabulaire A (Slim stampen)