Maken opdrachten 6 t/m 13 blz 11 en 12
Gedrag: Alles wat een mens of dier doet.
Handelingen: Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen en een
doel hebben (prooi vangen). Gedragsketen: Handelingen die elkaar in een vaste volgorde opvolgen.
Respons: een reactie op een prikkel.
Motivatie: Bereidheid tot het verrichten van een bepaald gedrag.
Aangeboren gedrag: Gedrag dat je al kan bij de geboorte. Aangeleerd gedrag: Gedrag dat ontstaat door het te leren.
Sociaal gedrag: Gedrag van soortgenoten naar elkaar.
Signaal: Prikkel of handeling bij sociaal gedrag.
Observatie: Feitelijk gedrag dat je waarneemt.
Interpretatie: Wat jij denkt dat gedrag betekent.