2.2

Geld op je bankrekening is
A
giraal geld
B
chartaal geld
C
fiduciar geld
D
wisselgeld
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Geld op je bankrekening is
A
giraal geld
B
chartaal geld
C
fiduciar geld
D
wisselgeld

Slide 1 - Quizvraag

Een ander woord voor contact geld is?
A
euro
B
chantaal geld
C
giraal geld
D
chartaal geld

Slide 2 - Quizvraag

Hoe noemen we het als je iets koopt met cash geld?
A
Directe ruil, giraal geld.
B
indirecte ruil, giraal geld.
C
Directe ruil, chartaal geld.
D
Indirecte ruil, chartaal geld.

Slide 3 - Quizvraag

Op mijn spaarrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 4 - Quizvraag

Rol van de bank

Slide 5 - Tekstslide

Spaarmotieven:
Doel
sparen voor een doel
Voorzorg
sparen uit voorzorg
Rente
sparen voor de rente
Geld over? Ga sparen

Slide 6 - Tekstslide

Rente
Rente= de vergoeding die je krijgt als je geld spaart

De hoogte van de rente is afhankelijk van:
* soort rente (vast ++ of variabel +)
* de hoogte van je spaarbedrag
* hoelang je je geld kunt missen (voorbeeld: spaardeposito)

Slide 7 - Tekstslide

Enkelvoudige rente

  • je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
  • je spaarbedrag blijft dus gelijk




Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld enkelvoudige rente

Voorbeeld:

Rob heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


Rente na 1 jaar               →  € 200 : 100 x 3 = € 6

Rente na 2 jaar              →  (€ 200 : 100 x 3) x 2 = € 12

Rente na 1 maand        →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 = € 0,50 

Rente na 5 maanden  →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 x 5 = € 2,50

Slide 9 - Tekstslide

Probeer het nu zelf:
Kader opdracht 18,  bladzijde 47
Basis opdracht 20, bladzijde 47

Berekening schrijf je onder aan de bladzijde, daar is nog witte ruimte.
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Wie komt er naar voren ?
Graag de berekening en het antwoord op het white-board

Slide 11 - Tekstslide

Geld over? Beleggen!

  • in aandelen
  • in obligaties



Slide 12 - Tekstslide

Aandeel = bewijs van mede-eigenaar
Waarom?
1. koerswinst= verkoopprijs - inkoopprijs aandeel
(risico!!!)
2. dividend= winstuitkering

Slide 13 - Tekstslide

Obligatie=je leent geld uit aan bedrijven of overheid

Waarom?
1. hogere rente percentage
(dan sparen)
2. geen risico 

Slide 14 - Tekstslide

Overzicht
Opbrengst aandelen:
Dividend, koersstijging (waardestijging) van een deel
Rendement obligaties:
Rente
Rendement
Opbrengst (= winst)
Rendement spaarrekening:
Rente

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Mindmap
We gaan onze mindmap aanvullen met:

*drie spaarmotieven
*rente
*kader: beleggen in aandelen en obligaties

Slide 17 - Tekstslide

Kader:
  • opdracht 4 bladzijde 64
  • opdracht 5 bladzijde 43
  • tip voor opdracht 2 bladzijde 42!
    (nieuw-oud): oud x 100

Slide 18 - Tekstslide