Chapitre 1 CD

Bonjour !
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour !

Slide 1 - Tekstslide

C: Phrases-clés(blz. 30)
Uitspraak van de é en de è
é: café, paté, rosé, cliché
è: ampère, frère, première, barrière, crème

Slide 2 - Tekstslide

Passé composé
de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)

Slide 3 - Tekstslide

Le passé composé
  • Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd
  • Om te vertellen wat je gedaan hebt

Ik heb gepraat, wij hebben gedanst, hij heeft gelopen, jullie hebben gegeten etc...

Slide 4 - Tekstslide

Le passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen: 
1. hulpwerkwoord (avoir/être)
2. voltooid deelwoord


Slide 5 - Tekstslide

Passé composé met avoir
1. Hulpwerwoord: avoir
J'ai                                 Ik heb
Tu as                             Jij hebt
Il / elle / on a              Hij / zij / men heeft
Nous avons                Wij hebben
Vous avez                   Jullie hebben / u heeft
Ils / elles ont              Zij hebben

Slide 6 - Tekstslide

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 7 - Sleepvraag

Le passé composé
2. Voltooid deelwoord:
  • -er van het werkwoord afhalen 
regarder  - -er = regard

  • é erachter plakken 
regard + é = regardé

Slide 8 - Tekstslide

Le passé composé
2. Voltooid deelwoord:
  • -er van het werkwoord afhalen 
regarder  - -er = regard

  • é erachter plakken 
regard + é = regardé
j'ai regardé
tu as regardé
il / elle a regardé
on a regardé
nous avons regardé
vous avez regardé

ils / elles ont regardé

ik heb gekeken
jij hebt gekeken
hij / zij heeft gekeken
wij hebben gekeken
wij hebben gekeken
u heeft gekeken / 
jullie hebben gekeken
zij hebben gekeken

Slide 9 - Tekstslide

Passé composé
Pers.vnw
Hulp.ww
Volt.dw
J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst.
Verleden tijd: passé composé 
Passé composé du verbe "danser"

Slide 10 - Tekstslide

Exercice 17a
J' ai été en vacances à Nice. Mais j'ai eu un problème. Le lundi, j'ai fait du vélo avec mes frères. Mais nous avons eu un accident. Mon petit frère a été à l'hôpital. Mais maintenant, ça va. 

Welke woorden staan in de passé composé?

Slide 11 - Tekstslide

Le passé composé

Onregelmatige vormen:
avoir   -> eu                        j'ai eu, (ik heb gehad)
être    -> été                       j'ai été (ik 'ben' geweest)
faire   -> fait                       j'ai fait (ik heb gedaan / gemaakt)

Slide 12 - Tekstslide

Samen, in stapjes
1. Tu (parler) ___ ___ français?
2. Nous (détester) ___ ___ le fromage. 
3. Ils (aimer) ___ ___ les bonbons.
4. Vous (faire) ___ ___ les devoirs. 
5. Il (avoir) ___ ___ une bonne note. 

Slide 13 - Tekstslide

De passé composé bestaat uit ...
A
een hulpwerkwoord en een heel werkwoord
B
een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Hoe maak je de passé composé?
A
avoir + voltooid deelw.
B
voltooid deelwoord
C
être + voltooid deelw.
D
hulpwerkwoord

Slide 15 - Quizvraag

wij hebben gegeven
(donner)
A
tu as donné
B
il a donné
C
nous avons donné
D
vous avez donné

Slide 16 - Quizvraag

jij hebt gegeten
(manger)

Slide 17 - Open vraag

jullie hebben gespeeld
(jouer)

Slide 18 - Open vraag

wij zijn geweest (être)
A
nous avons eu
B
nous avons été
C
nous avons fait
D
nous avons êtré

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de passé composé
Léa .... du basket. (jouer)
A
a jouer
B
a joué
C
as jouer
D
as joué

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van de passé composé
Ils ... leur frère. (appeler)
A
ai appelé
B
a appelé
C
avons appelé
D
ont appelé

Slide 21 - Quizvraag

wat is dan:

ik heb gegeven (donner)                =
jij hebt  geluisterd (écouter)         =
hij heeft gepraat (parler)                =
wij hebben gezongen (chanter)  =
jullie hebben gegeten (manger)  =
zij hebben gekletst (bavarder)      =

Slide 22 - Tekstslide

dat is dit:

ik heb gegeven (donner)                =   j'ai donné
jij hebt  geluisterd (écouter)         =  tu as écouté
hij heeft gepraat (parler)                =  il a parlé
wij hebben gezongen (chanter)  =  nous avons chanté
jullie hebben gegeten (manger)  =  vous avez mangé
zij hebben gekletst (bavarder)      =  ils ont bavardé

Slide 23 - Tekstslide

Zet in de p.c.
Je (manger) une pomme
A
avons mangé
B
ai mangé
C
ont mangé
D
avez mangé

Slide 24 - Quizvraag

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 25 - Quizvraag

Je (rester, passé composé)
A
J'ai resté
B
Je suis resté
C
Je reste
D
Je restais

Slide 26 - Quizvraag

Vous (jouer, passé composé)
A
ont jouer
B
ont joué
C
avons joué
D
avez joué

Slide 27 - Quizvraag

Maak een zin met een passé composé
ma
a
un
film
mère
regardé

Slide 28 - Sleepvraag

P.C. van onregelmatige werkwoorden
Let op! De passé composé van de werkwoorden avoir, être en faire is onregelmatig!
 avoir -> j'ai eu (ik heb gehad)
être -> j'ai été ( ik ben geweest)
faire -> j'ai fait (ik heb gedaan/gemaakt)

Slide 29 - Tekstslide

Au travail!
Exercices: 16abcde, 17abcd, 18, 19ab
Klaar? Leren: C + D


Slide 30 - Tekstslide