VMBO3 par 3.3 Geld lenen kost geld

HOOFDSTUK 3
Paragraaf 3.3
Geld lenen kost geld
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HOOFDSTUK 3
Paragraaf 3.3
Geld lenen kost geld

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
In deze les leer je :
  • wat is een krediet en wat zijn kredietkosten
  • wat zijn leenmotieven
  • hoe werkt een hypothecaire lening 
  • wat is een consumptief krediet en welke vormen zijn er 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

  • wat is een krediet en wat zijn kredietkosten

Slide 3 - Tekstslide

Krediet
               Krediet = Lenen  = sparen achteraf

                      Lening moet je terugbetalen = Aflossen 

                            Naast de aflossing betaal je ook rente =                               Rente is de vergoeding voor de lening

Slide 4 - Tekstslide

Kredietkosten
Kredietkosten = (termijnbedrag x aantal termijnen) - krediet

Je leent € 5.000 en betaalt dit in 60 termijnen van € 98 terug. 

Wat zijn de kosten?

Slide 5 - Tekstslide

Kredietkosten
Kredietkosten = (termijnbedrag x aantal termijnen) - krediet
Je leent € 5.000 en betaalt dit in 60 termijnen van € 98 terug. 

(€ 98 x 60) - € 5000
€ 5880 - € 5000 = € 880
de lening kost € 880,- extra

Slide 6 - Tekstslide

Kredietkosten
kredietkosten




Slide 7 - Tekstslide

Lesdoel

  • wat zijn leenmotieven

Slide 8 - Tekstslide

Leenmotieven

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel

  • hoe werkt een hypothecaire lening

Slide 10 - Tekstslide

Hypothecaire lening in een plaatje
Hypothecaire 
lening
Voor de hypotheek betaal je rente en aflossing.
30 jaar lang

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoel

  • wat is een consumptief krediet en welke vormen zijn er

Slide 12 - Tekstslide

Consumptief krediet
  • Een lening aan consumenten heet een CONSUMPTIEF KREDIET

    Voor consumenten heb je verschillende leningen:
  • Persoonlijke lening  (terugbetalen in aantal vaste termijnen)
  • Doorlopend krediet (leent tot kredietlimiet, betaalt over wat je leent)
  • Koop op afbetaling (koopt en betaalt in termijnen)
  • Huurkoop (huurt eerst en koopt erna)
  • Salariskrediet/Rood staan (in de min staan op je rekening)

Slide 13 - Tekstslide

Soorten consumptief krediet

Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting
wat is een lening
wat zijn leenmotieven
hoe werkt een hypothecaire lening
wat is een consumptief krediet en welke vormen zijn er 

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
  • maak de vragen in Lesson Up
  • maak vraag 28 t/m 39 vanaf bladzijde 80
  • maak som 12 en 13 op blz 95 

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
Pak je boek erbij, paragraaf 3.3  Lees de theorie achter de rode stippeltjes goed door en maak dan de vragen in deze Lesson Up.
SUCCES!!!

Slide 17 - Tekstslide

welk consumptief krediet heeft over het algemeen de hoogste rente
A
huurkoop
B
rekening courant krediet
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je de afgeloste bedragen opnieuw mag lenen tot een afgesproken kredietlimiet?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 20 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:
bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager

Slide 21 - Quizvraag

Consumptief krediet
A
Doorlopend Krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet
D
Hypothecaire lening

Slide 22 - Quizvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 23 - Quizvraag

Een ander woord voor lening is krediet
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen consumptief krediet?
A
Salariskrediet
B
Creditsaldo
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 25 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet dat je afsluit voor de aankoop van een huis?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 26 - Quizvraag

Wat is krediet?
A
De vergoeding voor het gebruik van het geld van de bank
B
De rente en de aflossing samen
C
Een ander woord voor lening
D
Het bedrag dat je betaalt om je lening af te lossen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een doorlopend krediet?
A
Je kan tot een maximaal bedrag lenen. Dit mag je in delen of in een keer opnemen.
B
Rood staan
C
Je leent een bedrag en betaalt in gelijke termijnen terug
D
Leasen

Slide 28 - Quizvraag

Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling

Slide 29 - Quizvraag

wat is geen consumptief krediet
A
huurkoop
B
hypothecaire lening
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet

Slide 30 - Quizvraag

Krediet is een ander woord voor??
A
Lening
B
Salaris
C
Rente
D
Goederen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling

Slide 32 - Quizvraag

Je kunt verschillende redenen hebben om te lenen. Dit noem je ...
A
Leenredenen
B
Leenmotivatie
C
Leenmotieven
D
Lening

Slide 33 - Quizvraag

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
B
tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

Slide 34 - Quizvraag

Hoeveel leenmotieven zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 35 - Quizvraag

Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen zoals een nieuwe keuken of auto noem je .
A
persoonlijke lening
B
consumptief krediet
C
koop op afbetaling
D
leenmotieven

Slide 36 - Quizvraag