VMBO 3 par 3.3 Geld lenen kost geld

HOOFDSTUK 3
Paragraaf 3.3
Geld lenen kost geld (les 1)
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

HOOFDSTUK 3
Paragraaf 3.3
Geld lenen kost geld (les 1)

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

  • wat is een krediet en wat zijn kredietkosten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
In deze les leer je :
  • wat is een krediet en wat zijn kredietkosten
  • wat zijn leenmotieven
  • hoe werkt een hypothecaire lening 
  • wat is een consumptief krediet en welke vormen zijn er 

Slide 3 - Tekstslide

Krediet
               Krediet = Lenen  = sparen achteraf

                      Lening moet je terugbetalen = Aflossen 

                            Naast de aflossing betaal je ook rente =                               Rente is de vergoeding voor de lening

Slide 4 - Tekstslide

Kredietkosten
Kredietkosten = (bedrag x aantal termijnen) - krediet

Je leent € 5.000 en betaalt dit in 60 maanden van € 98 terug. 

Wat zijn de kosten?
Termijn = aantal keer dat je betaalt

Slide 5 - Tekstslide

Kredietkosten
Kredietkosten = (termijnbedrag x aantal termijnen) - krediet
Je leent € 5.000 en betaalt dit in 60 termijnen van € 98 terug. 

(€ 98 x 60) - € 5000
€ 5880 - € 5000 = € 880
de lening kost € 880,- extra !!!

Slide 6 - Tekstslide

Leenmotieven

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
  • Lees bladzijde 78 en 79 goed door!
  • maak vraag 1 t/m 8 blz 78/79
  • maak som 10 en 11 op blz 92/93 

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel

  • wat zijn leenmotieven

Waar zou je voor kunnen lenen???

Slide 9 - Tekstslide

HOOFDSTUK 3
Paragraaf 3.3
Geld lenen kost geld (les 2)

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoel
In deze les leer je :
  • hoe werkt een hypothecaire lening 
  • wat is een consumptief krediet en welke vormen zijn er 

Vorige les hebben we besproken:
-  kredietkosten
- leenmotieven

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoel

  • hoe werkt een hypothecaire lening

Slide 12 - Tekstslide

Hypothecaire lening in een plaatje
Hypothecaire 
lening
Voor de hypotheek betaal je rente en aflossing.
30 jaar lang
Onderpand = extra zekerheid voor de bank
Hypotheek = lening om huis mee te kopen

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoel

  • wat is een consumptief krediet en welke vormen zijn er

Slide 14 - Tekstslide

Consumptief krediet
  • Een lening aan consumenten heet een CONSUMPTIEF KREDIET

    Consument = een klant

Met een consumptief krediet kan je lenen voor gebruiksgoederen!

Slide 15 - Tekstslide

Consumptief krediet
1. Persoonlijke lening : 
  • je betaalt de lening terug in vaste termijnen
  • de tijd van terugbetalen staat vast
  • na de laatste betaling is het klaar
2. Doorlopend krediet 
  • leent een bepaald bedrag 
  • je gaat pas terugbetalen als je de lening hebt gebruikt
  • als je weer geld nodig hebt, mag je weer geld opnemen
  • de lening kan op die manier altijd blijven doorlopen
  • je betaalt wel steeds rente als je hebt geleend

Slide 16 - Tekstslide

Consumptief krediet





  •  je rekening)
3. Koop op afbetaling 
  • je koopt iets in een winkel
  • je betaalt het in termijnen terug aan de winkel
  • een termijn is  aflossing en rente
4. Huurkoop 
  • je huurt eerst 
  • na de laatste huur termijn, koop je het
  • pas na de laatste betaling ben je eigenaar
5. Rekening Courant krediet 
  • ook wel Salariskrediet genoemd 
  • rood staan 
  • je mag op je rekening in de min staan
  • je betaalt wel rente als je in de min staat
  • de rente is heel hoog!

Slide 17 - Tekstslide

Soorten consumptief krediet

Slide 18 - Tekstslide

Samenvatting
wat is een lening
wat zijn leenmotieven
hoe werkt een hypothecaire lening
wat is een consumptief krediet en welke vormen zijn er 

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
  • maak vraag 1 t/m 13 vanaf bladzijde 78
  • maak som 10, 11, 12 en 13 op blz 92 
  • maak de vragen in Lesson Up
  • samenvattingen op blz 86

Slide 20 - Tekstslide

Oefenen
Pak je boek erbij, paragraaf 3.3  Lees de theorie achter de rode stippeltjes goed door en maak dan de vragen in deze Lesson Up.
SUCCES!!!

Slide 21 - Tekstslide

Kredietkosten
kredietkosten (lees goed door)




Slide 22 - Tekstslide

welk consumptief krediet heeft over het algemeen de hoogste rente
A
huurkoop
B
rekening courant krediet
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
A
Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
B
Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
C
Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
D
Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet waarbij je de afgeloste bedragen opnieuw mag lenen tot een afgesproken kredietlimiet?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 25 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:
bij een hypotheek is de rente ........ dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager

Slide 26 - Quizvraag

Consumptief krediet
A
Doorlopend Krediet
B
Persoonlijke lening
C
Salariskrediet
D
Hypothecaire lening

Slide 27 - Quizvraag

We hebben te maken met een consumptief krediet als...
A
je geld leent voor een aankoop van een duurzame consumptie
B
je geld leent voor het kopen van een woning
C
je geld leent om een onverwachte gebeurtenis op te vangen

Slide 28 - Quizvraag

Een ander woord voor lening is krediet
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Wat is geen consumptief krediet?
A
Salariskrediet
B
Creditsaldo
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem je een consumptief krediet dat je afsluit voor de aankoop van een huis?
A
Persoonlijke lening
B
Salariskrediet
C
Hypothecaire lening
D
Doorlopend krediet

Slide 31 - Quizvraag

Wat is krediet?
A
De vergoeding voor het gebruik van het geld van de bank
B
De rente en de aflossing samen
C
Een ander woord voor lening
D
Het bedrag dat je betaalt om je lening af te lossen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een doorlopend krediet?
A
Je kan tot een maximaal bedrag lenen. Dit mag je in delen of in een keer opnemen.
B
Rood staan
C
Je leent een bedrag en betaalt in gelijke termijnen terug
D
Leasen

Slide 33 - Quizvraag

Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling

Slide 34 - Quizvraag

wat is geen consumptief krediet
A
huurkoop
B
hypothecaire lening
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet

Slide 35 - Quizvraag

Krediet is een ander woord voor??
A
Lening
B
Salaris
C
Rente
D
Goederen

Slide 36 - Quizvraag

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Doorlopend krediet
C
Persoonlijke lening
D
Koop op afbetaling

Slide 37 - Quizvraag

Je kunt verschillende redenen hebben om te lenen. Dit noem je ...
A
Leenredenen
B
Leenmotivatie
C
Leenmotieven
D
Lening

Slide 38 - Quizvraag

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
B
tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

Slide 39 - Quizvraag

Hoeveel leenmotieven zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 40 - Quizvraag

Als je geld leent voor de aankoop van duurzame consumptiegoederen zoals een nieuwe keuken of auto noem je .
A
persoonlijke lening
B
consumptief krediet
C
koop op afbetaling
D
leenmotieven

Slide 41 - Quizvraag