3M - L1 P2 - verleden tijd zijn, woordenschat en ovt
1 / 28
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
het werkwoord sein verleden tijd
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren
Slide 4 - Sleepvraag
... meneer Karstenberg boos?
... Herr Karstenberg böse?
... Herr Karstenberg böse?
A
Seid
B
War
C
Sein
D
Wart
Slide 5 - Quizvraag
Waar waren jullie gisteren?
Wo ... ihr gestern?
Wo ... ihr gestern?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
die öffentlichen Verkehrsmittel
A
het wegennet
B
de metro
C
het ov
D
de samenleving
Slide 8 - Quizvraag
der Führerschein
A
het rijbewijs
B
het leiderschap
C
de maatschappelijke dienstverlening
D
het diploma
Slide 9 - Quizvraag
Der Fahrgast
Slide 10 - Open vraag
halten
Slide 11 - Open vraag
der Pkw (.. ............)
Slide 12 - Open vraag
parken
Slide 13 - Open vraag
De bestuurder parkeert de personenauto.
Slide 14 - Open vraag
De bus stopt voor de passagiers.
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Hij is op 20 november jarig.
Slide 24 - Open vraag
Zij heeft licht haar en bruine ogen.
Slide 25 - Open vraag
Vieren jullie het Sinterklaasfeest?
Slide 26 - Open vraag
Ik wil graag geld hebben.
