Les 4.6 10 feb

 Today
  • Check homework exercises
  • Play Quizlet about vocabulary(?)
  • Work on homework exercises
  • Explain grammar: tags
     -  Practice in LessonUp
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Today
  • Check homework exercises
  • Play Quizlet about vocabulary(?)
  • Work on homework exercises
  • Explain grammar: tags
     -  Practice in LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Check homework 
Exercise 2
GB page 11

Slide 2 - Tekstslide

Check homework 
Exercise 4
GB page 12

Slide 3 - Tekstslide

Please take
your notebook in
front of you

Slide 4 - Tekstslide

Tags
In het Nederlands: aangeplakte vragen




Jij houdt van chocolade, toch?




Het is mooi weer, toch?
Je vertaalt 'toch?' NIET met 'right?'




Jouw zus woont in Spanje, toch?

Slide 5 - Tekstslide

Tags
Stap 1: Het werkwoord




Herhaal het werkwoord als het een vorm is van to be of have got
OF herhaal het hulpwerkwoord  (can, could, should, will, would, must, shall).
Dit is makkelijk, toch?    >   This is easy, isn't it?
Je kan naar huis lopen, toch?   >   You can walk home, can't you?

Slide 6 - Tekstslide

Tags
Stap 1: Het werkwoord




Bij alle andere werkwoorden gebruik je
do/don't of does/doesn't (he/she/it)
Roy woont bij zijn moeder, toch?  >  Roy lives with his mom, doesn't he?
Peter en John spelen voetbal, toch?  >  Peter and John play football, don't they?

Slide 7 - Tekstslide

Tags
Stap 2: Ontkennend (-) of bevestigend (+)




Als de zin bevestigend (+) is, is de tag ontkennend (-)
Robbie is fantastisch, toch?   >  Robbie is fantastic, isn't he?
Jouw ouders wonen op een boerderij, toch?   > 
Your parents live on a farm, don't they?

Slide 8 - Tekstslide

Tags
Stap 2: Ontkennend (-) of bevestigend (+)




Als de zin ontkennend (-) is, is de tag bevestigend (+)
Jij hebt geen kat, toch?   >   You haven't got a cat, have you?
Jouw broers doen nooit klusjes, toch?   > 
Your brothers never do chores, do they?

Slide 9 - Tekstslide

Tags
Stap 3: Persoonlijk voornaamwoord




Afleiden van het onderwerp: I, you, he, she, it, we, they
Het huis ziet er geweldig uit, toch?   >
 The house looks great, doesn't it?
Katie is niet blij, toch?   >   Katie isn't happy, is she?

Slide 10 - Tekstslide

Tags
Stap 1: Herhaal het werkwoord OF
gebruik do/don't of does/doesn't




Stap 2: Maak het werkwoord ontkennend (-) of bevestigend (+)




Stap 3: Zet het persoonlijk voornaamwoord erachter




Slide 11 - Tekstslide

He is skating on ice now, ......
A
doesn't he?
B
isn't he?
C
is he?
D
does he?

Slide 12 - Quizvraag

We live in a tiny flat, ......
A
do we?
B
aren't we?
C
are we?
D
don't we?

Slide 13 - Quizvraag

My books aren't covered in paint, ......
A
are they?
B
aren't they?
C
do they?
D
don't they?

Slide 14 - Quizvraag

They haven't got great marks, ......
A
have got they?
B
haven't they?
C
have they?
D
haven't got they?

Slide 15 - Quizvraag

Avelyn usually works from 9 to 5, ......
A
is she?
B
doesn't she?
C
does she?
D
isn't she?

Slide 16 - Quizvraag

David and Julie never take Chinese classes, ......
A
do they?
B
are they?
C
aren't they?
D
don't they?

Slide 17 - Quizvraag

They aren't on their way yet, ......
A
aren't they?
B
don't they?
C
are they?
D
do they?

Slide 18 - Quizvraag

Study: Vocabulary 4.3 (page 175)
Do: Exercise 15 (page 131)
Do: Exercise 3 (GB page 12)
Wednesday the 12th of February

Slide 19 - Tekstslide