Lesson 4.5 5 feb

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

 Today

• Check homework exercises

• Work on homework exercises

• Explain grammar: tags

       -  Practice in LessonUp

• Play Quizlet about vocabulary 4.1 & 4.2?

Check homework 

much / many /
(a) little / (a) few

werkblad

Please take

your notebook in

front of you

Tags

In het Nederlands: aangeplakte vragen

Jij houdt van chocolade, of niet?

Het is mooi weer, toch?

Als je wil weten of iemand er net zo over denkt als jij, kun je
een tag achter je zin plakken.

Tags

Stap 1: Het werkwoord

Herhaal het werkwoord bij een vorm van to be, have got of een hulpwerkwoord (can, could, should, will, would, must, shall).

Dit is makkelijk, toch?    >   This is easy, isn't it?

Je kan naar huis lopen, of niet?   >   You can walk home, can't you?

Tags

Stap 1: Het werkwoord

Bij alle andere hoofdwerkwoorden, gebruik je

do of does (he/she/it)

Roy woont bij zijn moeder, of niet?  >  Roy lives with his mom, doesn't he?

Peter en John spelen voetbal, toch?  >  Peter and John play football, don't they?

Tags

Stap 2: Maak het werkwoord ontkennend (-) of bevestigend (+)

Als de zin bevestigend (+) is, is de tag ontkennend (-)

Robbie is fantastisch, of niet?   >  Robbie is fantastic, isn't he?

Jouw ouders wonen op een boerderij, toch?   > 
Your parents live on a farm, don't they?

Tags

Stap 2: Maak het werkwoord ontkennend (-) of bevestigend (+)

Als de zin ontkennend (-) is, is de tag bevestigend (+)

Jij hebt geen kat, toch?   >   You haven't got a cat, have you?

Jouw broers doen nooit klusjes, toch?   > 
Your brothers never do chores, do they?

Tags

Stap 3: Zet het persoonlijk voornaamwoord erachter

Altijd afgeleid van het onderwerp: I, you, he, she, it, we, they

Het huis ziet er geweldig uit, toch?   >

 The house looks great, doesn't it?

Katie is niet blij, of wel?   >   Katie isn't happy, is she?

Tags

Stap 1: Herhaal het werkwoord OF gebruik do/don't
of does/doesn't

Stap 2: Maak het werkwoord ontkennend (-) of bevestigend (+)

Stap 3: Zet het persoonlijk voornaamwoord erachter

He is skating on ice now, ......

1. doesn't he?
2. isn't he?
3. is he?
4. does he?

We live in a tiny flat, ......

1. do we?
2. aren't we?
3. are we?
4. don't we?

My books aren't covered in paint, ......

1. are they?
2. aren't they?
3. do they?
4. don't they?

They haven't got great marks, ......

1. have got they?
2. haven't they?
3. have they?
4. haven't got they?

Avelyn usually works from 9 to 5, ......

1. is she?
2. doesn't she?
3. does she?
4. isn't she?

David and Julie never take Chinese classes, ......

1. do they?
2. are they?
3. aren't they?
4. don't they?

They aren't on their way yet, ......

1. aren't they?
2. don't they?
3. are they?
4. do they?

Study: Vocabulary 4.1 & 4.2  (page 174)

Do: Exercise 15, 16, 17 (page 131-132)

Wednesday the 7th of February