KDZA les 5.

Les 5. KD Zorg in een acute en/of instabiele zorgsituatie. 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2-4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 5. KD Zorg in een acute en/of instabiele zorgsituatie. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
1. Wet Zorg en Dwang. 
2. Psychiatrische zorgvrager in een crisis, instabiele zorgsituatie. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je kennis t.a.v. een acute en/of instabiele situatie die een zorgvrager met een psychiatrische achtergrond betreft? ?
0 = geen kennis, 10 = veel kennis.
010

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Onvrijwillige zorg -> dwang
Bijvoorbeeld: 
• Medicatie in depotvorm 
• Medicatie camoufleren 
• Medicatie om gedrag te dempen 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Scholing wet zorg en dwang

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke wet is de Wet Zorg en Dwang t.a.v. crisiszorg. 
  1. De zorg moet worden verleend op basis van een zorgplan. 
  2. Onvrijwillige zorg mag slechts worden gebruikt als uiterste middel: het is ‘Nee, tenzij’.
  3. Daarbij dient een stappenplan te worden doorlopen. Ook moet strak worden gecontroleerd of die onvrijwillige zorg nog wel nodig is.


Enkele voorbeelden van wat onder onvrijwillige zorg valt:

  • Tegen de wil voeding en medicatie
  • Beperken van de bewegingsvrijheid
  • Toezicht houden op de cliënt
  • Onderzoek aan de kleding of het lichaam
  • Beperkingen in het recht op het ontvangen van bezoek

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Separaties
Separeren houdt in dat een cliënt met of zonder toestemming wordt verzorgd, verpleegd en behandeld in een beveiligde afzonderingsruimte. Als dit gebeurt zonder toestemming van de patiënt dan heet dit dwangbehandeling. Het betekent dus afzonderen. 






Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze methode is bedoeld om rust te bieden. Iemand wordt letterlijk bij anderen weggehaald. Om welke vrijheidsbeperkende maatregel gaat dit?
A
afzonderen
B
separeren
C
fixeren

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normalisatie, Rehabilitatie, Resocialisatie 
Separeren houdt in dat een cliënt met of zonder toestemming wordt verzorgd, verpleegd en behandeld in een beveiligde afzonderingsruimte. Als dit gebeurt zonder toestemming van de patiënt dan heet dit dwangbehandeling. Het betekent dus afzonderen.


Rehabilitatie is in de psychiatrie een vorm van hulpverlening aan mensen met ernstige en langdurige psychiatrische problematiek.

Resocialisatie is een proces waarbij cliënten weer stap voor stap deelnemen aan de maatschappij

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vb. zorgplan. 
Verleden -> forse automutilatie -> separeren
Doel:  Een veilige omgeving te creëren (schijnveiligheid)
“dwang en drang”  Van beheersen naar voorkomen. Separeergebruik terug gedrongen.
Hand in hand begeleiding. Extra mensen om team te ontlasten (extra gelden)

Psychiatrie, behandelingen voor Coping (omgaan met problemen en stress)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie mag onder dwang medicatie toedienen? 2 antwoorden zijn juist.
A
Een willekeurige zorgverlener, op basis van eigen inschatting
B
Een verpleegkundige, op basis van een noodtoestand
C
Een familielid van de patiënt, met toestemming van de behandelend arts
D
Een arts, op basis van een rechterlijke machtiging

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer mag onder dwang medicatie worden toegediend?
2 antwoorden zijn juist.
A
Als de zorgverlener vindt dat het noodzakelijk is, ongeacht de situatie
B
Als de patiënt wilsonbekwaam is en de medicatie noodzakelijk is
C
Als de patiënt niet meewerkt aan zijn behandeling
D
Als er sprake is van een gevaarlijke situatie voor de patiënt of zijn omgeving

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de criteria voor dwangverpleging?
A
De patiënt moet gedurende langere tijd onhandelbaar zijn
B
Er moet sprake zijn van een gevaarlijke situatie voor de patiënt of zijn omgeving en er moet geen andere passende oplossing zijn
C
De patiënt moet zelf aangeven dat hij behandeling nodig heeft en niet in staat zijn om dit te regelen
D
De patiënt moet een strafbaar feit hebben gepleegd en de samenleving moet beschermd worden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Acute of instabiele situatie. 
Er zijn verschillende soorten acute situaties in de psychiatrie, zoals suïcidale gedachten, agressie en psychotische episodes.

Er zijn verschillende stappen die je kunt nemen bij het beoordelen van een acute situatie, zoals het inschatten van de veiligheid, het de-escaleren van de situatie en het inschakelen van professionele hulp

Slide 16 - Tekstslide

Beschrijf de verschillende soorten acute situaties
Wat betekend De-escalerend werken?
A
Een situatie minder erg wordt/ neutraal werken.
B
In actie komen voordat situatie uit de hand loopt.
C
Een situatie wordt erger en loopt uit de hand
D
Een situatie die neutraal is.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De-escaleren
De-escaleren betekent het verminderen van spanning en agressie in een situatie. 


Slide 18 - Tekstslide

Leg de-escaleren uit en waarom het belangrijk is
Wat is de eerste stap in de-escalerend communiceren?
A
het stellen van grenzen aan het gedrag van de zorgvrager
B
weglopen uit het gesprek van de zorgvrager
C
de zorgvrager proberen te kalmeren
D
consequenties geven aan het gedrag van de zorgvrager

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meetinstrumenten en hulpmiddelen. 
De volgende dia's gaan over de hulpmiddelen, meetinstrumenten die je kunt inzetten wanneer er een crisis ontstaat. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het crisisontwikkelingsmodel
Het ontwikkelen van een crisis is per situatie anders. Een crisis kan langzaam ontstaan, zoals bijv. langdurig geld gebrek. Uiteindelijk dat dat lijden tot een crisis. Maar Iemand kan ook vrij plotseling in een crisis situatie terechtkomen, door bijvoorbeeld een plotselinge verandering of door het kwijtraken van de grip op de omgeving, waardoor angst ontstaat. Hierdoor doorloopt de persoon in korte tijd verschillende stadiums van een crisis.

Bij het crisisontwikkelingsmodel worden de verschillende stadia die een crisis kan doorlopen behandeld, met daarnaast de verschillende attitudes en interventiemogelijkheden. Bij de ontwikkeling van een crisis wordt uitgegaan van het toenemen van angst. (DIT IS EEN VAN DE MODELLEN DIE ER BESTAAN, ER ZIJN VEEL MEER MODELLEN)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Crisisontwikkelingsmodel. 
Het crisisontwikkelingsmodel gaat ervan uit dat er in het ontstaan van een crisis verschillende fasen
zijn. Het crisisontwikkelingsmodel beschrijft deze fasen aan de hand van observeerbaar gedrag en
koppelt aan elk stadium verschillende attitudes en interventiemogelijkheden. Bij de ontwikkeling van
een crisis wordt er in het model uitgegaan van een toename van angst enerzijds en een afname van
controle anderzijds. Het crisisontwikkelingsmodel is een hulpmiddel om de-escalerend te kunnen
werken en indien mogelijk om een crisis te voorkomen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij het maken van een signaleringsplan moet de zorgvrager
A
Een dagstructuur kunnen hanteren
B
Vrijheden kunnen hanteren
C
Zijn medicijnen innemen
D
Zelfinzicht en ziekteinzicht hebben

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een signaleringsplan heeft als doel
A
De patient bewust te maken van zijn gedrag
B
De rust te bewaren op de afdeling
C
Ernstige terugval te voorkomen
D
Grip te houden op de patient.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SCEG's methode

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCEGS

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCEGS
S = signalen (symptomen)
C = cognitie = denkwereld
E = emotie
G = gedrag
S = sociaal (omgeving)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCEGS
Somatiek
De klachten
Wat is de aard, de ernst, het beloop en de duur van de klachten?
Lichamelijk onderzoek.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCEGS
Cognitief
Eigen ideeën en gedachten over de klachten.
Waaraan schrijft u de klachten toe?
Heeft bepaald gedrag invloed op de klachten (leidt tot meer of minder klachten), bewegingsangst?
Welke verwachtingen heeft u over het beloop (klachtenverergerende zaken, zoals dramatiseren of catastroferen of is er sprake van accepterende cognities)
Denkt u invloed te hebben op de klachten?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCEGS
Emoties
Gevoelens in relatie tot de klachten
Bent u wanhopig, angstig, boos, ongerust, moedeloos?
Wat is de aanleiding voor deze gevoelens?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCEGS
Gedrag
Acties in verband met de klachten.
Vermijdt u activiteiten? Wat is de reden? Helpt het?
Gaat u zo gewoon mogelijk door met uw activiteiten? Is er een reden om de activiteiten niet aan te passen? Helpt het?
Is er sprake van werkverzuim?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCEGS
Sociaal
Welke invloed is er op het dagelijks leven?
Wat wil je graag doen en lukt het?
Ligt de nadruk op fysieke beperkingen of psychologische problemen
Hoe belangrijk zijn de ervaren beperkingen?
Hoe reageert de omgeving (bezorgd, onverschillig, negatief?)
Hoe gaat het op het werk?
Zijn er financiële consequenties?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het SCEGS-model is gericht op Signalen en klachten, Cognitief, Emoties, Gedrag en Sociaal systeem. "
Bij welke letter past de vraag:
"Wat weet, denkt, fantaseert, waant de zorgvrager over de klachten en symptomen, de mogelijke oorzaak, de prognose en waarom?
A
S
B
C
C
E
D
G

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is nu je kennis t.a.v. een acute en/of instabiele situatie die een zorgvrager met een psychiatrische achtergrond betreft?
0 = geen kennis, 10 = veel kennis.
010

Slide 34 - Poll

Deze slide heeft geen instructies