2hvm VERMOGEN EN ENERGIE HS 4

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vermogen van Elektrische Apparaten
Hoe veel el vermogen verbruikt
 je rekenmachine in 1 s?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Uitleggen wat het vermogen van een apparaat is. 
  2. Het vermogen van een apparaat berekenen. Leerdoel 
  3. Het verband tussen het vermogen en elektrische energie 


Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R Je kunt uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
  2. T1 Je kunt het vermogen van een apparaat berekenen
  3. T2  Je kunt uitleggen wat is het verband tussen het vermogen en el energie
  4. I Je kunt berekeningen maken met 
        de el. spanning en stroomsterkte.

Slide 4 - Tekstslide

Voorkennis
wat is de elektrische  stroomsterkte
wat is de elektrische lading
wat is een gesloten stroomkring
wat is elektrische spanning
de werking van een serieschakeling
(batterijen en gebruikers)
de werking van een parallel schakeling 

Slide 5 - Tekstslide







welke schakelingen zijn een serieschakeling?
A
a en d
B
b en c
C
a en b
D
a en c

Slide 6 - Quizvraag

Een schakeling heeft vier identieke vertakkingen. De stroomsterkte in elke tak is 1,2 mA.
Hoe groot is de totale stroomsterkte door de vier takken samen?
A
1,2 mA
B
2,4 mA
C
4,8 mA
D
3,6 mA

Slide 7 - Quizvraag

Een schakeling heeft drie identieke vertakkingen. De totale stroomsterkte is 6 mA.

Hoe groot is de stroomsterkte in elke vertakking?
A
1 mA
B
1,5 mA
C
2 mA
D
6 mA

Slide 8 - Quizvraag

Spanning is een grootheid.

Geef de eenheid en de afkorting van de eenheid van spanning.
A
Ampere, A
B
Kilogram, kg
C
Volt, V
D
Watt, W

Slide 9 - Quizvraag

Op een apparaat staat: 6 V / 2 A /12 W

Kies de juiste waarde van de stroomsterkte
A
6 V
B
2A
C
12 W
D
2 mA

Slide 10 - Quizvraag

Ahmed wil de onbekende spanning meten die een spanningsbron levert. De spanningsmeter heeft drie ingangen als meetbereik: 3 V, 15 V en 30 V.

Welk meetbereik kan Ahmed het beste kiezen?
A
30 V
B
3 V
C
15 V
D
5V

Slide 11 - Quizvraag

Je hebt twee batterijen, één van 3,0 V en één van 9,0 V.
Welke spanning leveren de batterijen samen als je deze in serie schakelt?
A
3 V
B
9 V
C
6 V
D
12 V

Slide 12 - Quizvraag

Je hebt twee batterijen van 3,0 V .
Welke spanning leveren de batterijen samen als je deze parallel schakelt?
A
3 V
B
9 V
C
6 V
D
12 V

Slide 13 - Quizvraag

Wat weet je al over het vermogen van elektrische apparaten?

Slide 14 - Woordweb

Instructie 
Voorlezen blz 145 

Slide 15 - Tekstslide

Instructie 
Het vermogen berekenen

Slide 16 - Tekstslide

Instructie 
  • Vermogen is de snelheid waarmee een apparaat energie verbruikt of omzet. Het wordt gemeten in watt (W).

Slide 17 - Tekstslide

Instructie 
Een apparaat met een groter vermogen verbruikt meer elektrische energie per seconde. 

Dit komt doordat het sneller energie omzet of verbruikt.

Slide 18 - Tekstslide

Instructie 
Maak met elkaar (in duo's) een lijst van elektrische apparaten en hun vermogens. 
Denk aan de startopdracht 

Schat hoeveel elektrische energie elk apparaat verbruikt in een seconde of in een uur.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het symbool voor de grootheid elektrische stroomsterkte?
A
A
B
I
C
U
D
V

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het symbool voor de grootheid elektrische spanning?
A
A
B
I
C
U
D
V

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het symbool voor de grootheid elektrisch vermogen?
A
A
B
U
C
P
D
W

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het symbool voor de eenheid van elektrisch vermogen?
A
A
B
V
C
P
D
W

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag
IN STILTE ZELFSTANDIG

  • Maak voorbeeldopdracht 1 
blz 147
  • maak opdrachten 1 t/m 4 op blz 148

Slide 24 - Tekstslide

Nabespreking
Stappenplan:
Wat is gegeven?
Wat is gevraagd?
Welke eenheden zijn gegeven? 

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
1. Symbolen van de grootheden
el. stroomsterkte
el. spanning
el. Vermogen 
2. Formule voor het vermogen
3. Elektrische energieverbruik

Slide 26 - Tekstslide


Noem 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 27 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 28 - Open vraag

Huiswerk
  1. Opdrachten  1 t/m 4 afmaken
  2. Opdrachten 5 t/m 7 maken
  3. Oefenen op de NOVA site
  4. Oefenen met de schakelingen 
https://phet.colorado.edu/sims/html/circuit-construction-kit-dc-virtual-lab/latest/circuit-construction-kit-dc-virtual-lab_nl.html 

Slide 29 - Tekstslide

Controlevraag
Gegeven:U bron = 3 V
I hoofd = 10 mA 
lampjes zijn identiek
Gevraagd:  
Ilampje 1 ; I lampje 2, 
U lampje 1;U lampje 2
U lampje 1 en 2 
                    

Slide 30 - Tekstslide

Gevraagd: U van lampje 1 bedraagt
A
3 V
B
1,5 V
C
10 mA
D
20 mA

Slide 31 - Quizvraag

Gevraagd: I van lampje 2 bedraagt
A
3 V
B
1,5 V
C
10 mA
D
20 mA

Slide 32 - Quizvraag

Gevraagd: U van beide lampjes bedraagt
A
3 V
B
1,5 V
C
10 mA
D
20 mA

Slide 33 - Quizvraag

De lampen in een klaslokaal werken op een spanning van 230 V. Als alle lampen aanstaan, is de totale stroomsterkte 4,0 A.
A
P = 234 W
B
P = 57,5 W
C
P= 226 W
D
P= 920 W

Slide 34 - Quizvraag

Door één led loopt een stroom van 18 mA als hij aan is. Bereken de totale stroomsterkte als twaalf leds parallel geschakeld aanstaan.
A
0,216 A
B
1,5 mA
C
30 mA
D
216 mA

Slide 35 - Quizvraag

De stroomsterkte bedraagt:
A
6 V
B
25 mA
C
150 W
D
0,15 W

Slide 36 - Quizvraag

De elektrische spanning bedraagt:
A
6 V
B
25 mA
C
150 W
D
0,15 W

Slide 37 - Quizvraag

Het vermogen bedraagt:
A
6 V
B
25 mA
C
150 W
D
0,15 W

Slide 38 - Quizvraag

Het vermogen
bedraagt:
A
2,4 V
B
500 mA
C
1,2W
D
1200 W

Slide 39 - Quizvraag

Het vermogen
bedraagt:
A
9 V
B
700 mA
C
6,3 W
D
6300 W

Slide 40 - Quizvraag

Het vermogen
bedraagt:
A
3 V
B
48 W
C
0,048 kW
D
3 W

Slide 41 - Quizvraag

Vragen? Aan de slag & HW  M2
opdrachten 6,7,8,10,11 en 12 afmaken  blz 169 t/m 171
alle opdrachten HS 4 nakijken
HS 3 par 2 lezen blz 99 t/m 100 

Slide 42 - Tekstslide

Vragen? Aan de slag & HW H2
opdrachten 3,6 t/m 9 afmaken  blz 149 t/m 150
alle opdrachten HS 4 nakijken
HS 3 par 2 lezen blz 86

Slide 43 - Tekstslide