Instructies geven
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het TEKSTDOEL van de teksten die je zag?
A
de lezer overtuigen
B
de lezer ontspannen
C
instructies geven
D
een mening geven
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Welk soort zin gebruik je best in een instructie?
A
een bevelende zin
B
een mededelende zin
C
een uitroepende zin
D
een vragende zin
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Welke uitspraak is juist?
A
In een instructie staan de stapjes ALTIJD in de juiste volgorde.
B
In een instructie staan de stapjes NOOIT in de juiste volgorde.
C
In een instructie staan de stapjes SOMS in de juiste volgorde.
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Geef een woord (uit het recept )dat je hielp om de juiste volgorde te vinden.
Slide 17 - Woordweb
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Wat kan beter in
deze instructie?
deze instructie?
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Wat kan beter in
deze instructie?
deze instructie?
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
Wat kan beter in
deze instructie?
deze instructie?
Slide 25 - Open vraag
Hoe kan je een instructie overbrengen?
Slide 26 - Woordweb
DE LAATSTE EN BESLISSENDE VRAAG: wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die een tekst aangenamer maken om te lezen.
B
Woorden die een tekst makkelijker maken om te lezen.
C
Woorden die een tekst een logische volgorde geven.
D
Ik weet het echt niet.
