Thema 3: Basisstof 2 Geslachtschromosomen.

Hoofdstuk 3 'Erfelijkheid'
3.2 Geslachtschromosomen 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 'Erfelijkheid'
3.2 Geslachtschromosomen 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een eeneiige tweeling heeft hetzelfde (1)…………………… De tweeling wordt bij de geboorte uit elkaar gehaald en groeit niet samen op. Hierdoor heeft het ene meisje een blond haar en het andere meisje donkerblond haar. Het (2) …………………… van de meisjes is verschillend. Dit komt door de (3)……………………
genotype
omgevingsfactor
fenotype

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van .......................

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Marloes laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype of/en haar fenotype?
A
Genotype wel, fenotype niet
B
Zowel genotype als fenotype verandert
C
Genotype niet, fenotype wel
D
Zowel het genotype als fenotype verandert niet

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

geslachtschromosomen in lichaamscellen
Het 23e chromosomenpaar is bij mannen en vrouwen verschillend 

                                 MAN: XY                                                             VROUW:XX

Beïnvloeden de gehalten aan mannelijke en vrouwelijke geslachtshormonen in het bloed. 


Slide 5 - Tekstslide

Op de geslachtschromosomen liggen genen die een aantal typische mannelijke of typische vrouwelijke kenmerken bepalen.

vogelbekdier heeft 5 geslachtschromosomen
Is dit karyogram (chromosoomportret) van een man of een vrouw?
A
Vrouw
B
Man

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geslachtschromosomen in geslachtscellen 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het geslachtschromosoom in een zaadcel?
A
Y
B
X
C
X of een Y
D
XX

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het geslachtschromosoom in een eicel?
A
X
B
Y

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

geslachtschromosomen
A
22e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt
B
23e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt
C
24e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt
D
25e chromosomenpaar dat het geslacht bepaalt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtschromosomen kunnen in een zaadcel voorkomen? En welke in een eicel?
Man
Vrouw
X
X
X
Y
Y
X

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geslachtschromosomen
A
XX= Vrouw
B
XY= vrouw
C
XXY kan niet
D
Mitose is geslachtsceldeling

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De geslachtschromosomen van een meisje zijn altijd ...
A
XX
B
XY
C
YZ

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met de geslachtschromosomen XX is een
A
vrouw
B
man

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

46
1
23
X-chromosoom 
Y-chromosoom
Geslachtschromosomen 
chromosomen 
chromosomenparen

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je geslachtschromosomen XX zijn, ben je een ....
A
Vrouw
B
Man

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaan geslachtschromosomen
A
Meiose
B
Mitose

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De geslachtschromosomen van een man zijn
A
XX
B
XY

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geslachtschromosomen bij bevruchting

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je twee eicellen, twee zaadcellen en twee bevruchte eicellen getekend. Uit de bevruchte eicellen ontstaan een stier en een koe.

Welke geslachtschromosomen bevatten cel 1?
A
X
B
Y
C
XY
D
XX

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Vul in het schema hiernaast in welke geslachtschromosomen de bevruchte eicel krijgt. Hoe groot is in dit geval de kans op een meisje?
A
0
B
25
C
50
D
100

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande beweringen is JUIST?
A
In de levercel komen de genen in paren voor
B
De kinderen van een twee-eiige tweeling hebben hetzelfde genotype
C
Een zaadcel bevat 23 geslachtschromosomen
D
Het fenotype wordt bij de bevruchting vastgelegd

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je twee eicellen, twee zaadcellen en twee bevruchte eicellen getekend. Uit de bevruchte eicellen ontstaan een stier en een koe.

Welke geslachtschromosomen bevatten cel 5?
A
X
B
Y
C
XY
D
XX

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel geslachtschromosomen bevat een bevruchte eicel van een mens?
A
1 chromosoom
B
2 chromosomen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is een jongetje geboren.
Welk geslachtschromosoom bevatte de zaadcel die bij de bevruchting betrokken was?
A
X
B
Y
C
Dat kan je niet weten.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je twee eicellen, twee zaadcellen en twee bevruchte eicellen getekend. Uit de bevruchte eicellen ontstaan een stier en een koe.

Welke geslachtschromosomen bevatten cel 3?
A
X
B
Y
C
XY
D
XX

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eicel van de vrouw bepaald ALTIJD het geslacht
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf in eigen woorden hoe de geslachtschromosomen het geslacht van een mens kunnen bepalen.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

YOU GOT THIS KEITH!

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies