Les 2: Schrijven (klemtoontekens en uitspraaktekens)

Nederlands
Onderwerp: Schrijven les 2
Naam: Meneer de Vries
Datum: 06-11-2023


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EderlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 1Leerroute 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Onderwerp: Schrijven les 2
Naam: Meneer de Vries
Datum: 06-11-2023


Slide 1 - Tekstslide

Start klaar
Telefoon ingeleverd in de zak
Jas in de kast
Petjes af
Oortjes uit
Inloggen lessonup
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Les doelen
Aan het einde van deze les weet jij hoe je de klemtoontekens kan gebruiken
Aan het einde van deze les weet jij wat de functie is van een accentteken

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel van deze les
Schrijfopdracht: Verder werken aan de schrijfopdracht.


Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel alinea's zijn er?

Slide 5 - Open vraag

Uit hoeveel delen bestaat een brief

Slide 6 - Open vraag

Wat is de functie van verwijswoorden in een tekst?

Slide 7 - Open vraag

Einde les
Volgende les gaan we beginnen met het schrijven van de eerste alinea van de kern.

Slide 8 - Tekstslide

accentteken é of è gebruiken 
Hé, ben jij nieuw hier? (Langeklank)
Hè, heb jij mijn appje niet gekregen? (korte klank)
Zit niet zo te blèren. (korte klank)
Ze zat al uren in het café. (lange klank)

Slide 9 - Tekstslide

Het woord 'een' schrijf je met accenttekens als het voor een zelfstandig naamwoord staat

Zelfstandig naam woord vindt je door er de, het of een voor te zetten
Wil je nog één keer de melk aangeven?
Wil je maar één croissantje?
Ik heb maar één ree gezien.
Eén voordeel: erger dan dit kan het niet worden.
Dat hoef je me niet nog een keer te vertellen. (uitspraak 'un')
Wil je nog een croissantje? (uitspraak 'un')
Waar heb jij al die reeën toch gezien? Ik heb er maar een zien lopen.
Wil jij een of twee croissants?
Hij is een van de beste basketballers van de wereld.

Slide 10 - Tekstslide

Bij sommige leenwoorden uit het Frans blijft het accent staan.
enquête (= onderzoek/ondervraging)
première (= eerste voorstelling voor een publiek)
scène (= deel uit een film of toneelstuk)
déjà vu (= iets wat je al eerder hebt gezien)
fêteren (= feestelijk onthalen, huldigen)

Slide 11 - Tekstslide

enquête
A
onderzoek
B
ondervraging
C
eerste voorstelling
D
feestelijk

Slide 12 - Quizvraag

Hé, ben jij nieuw hier? lange klank of korte klank?
A
Lange
B
korte
C
géén van beide
D
geen van beide

Slide 13 - Quizvraag

Hè, heb jij mijn appje niet gekregen?
A
Lange klank
B
korte klank
C
géén van beide
D
geen van beide

Slide 14 - Quizvraag

Wil je nog ....... keer de melk aangeven?
A
één
B
een

Slide 15 - Quizvraag

Wil jij ......... of twee croissants?
A
één
B
een

Slide 16 - Quizvraag

Wil je maar ........ croissantje?
A
één
B
een

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht
Schrijf je opdracht verder af
feedback verwerken van de docent

timer
30:00

Slide 18 - Tekstslide