München week 2 les 2

Possessivpronomen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Possessivpronomen

Slide 1 - Tekstslide

Ziel
Aan het einde van de les kun je de bezittelijk voornaamwoorden toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Aangepaste weektaak
Heeft iedereen het af?



Lektion 2 maken opdracht 5,6,9 en 10
Let op --> het bezittelijk voornaamwoord leg ik vandaag (06/02) uit.
Opdracht 11, 12, 13 en 14 maken we in de les.
Leren klokkijken blz 94
leren Lektion 1 en 2 D-N blz 127
Nicos Weg
learngerman.dw.com/en/nicos-list/l-37445884/e-44969581











Slide 3 - Tekstslide

Wichtig
Minitoets Kapitel 3 
20 februari



Leren
Lektion 1,2 en 3 blz 127
Redemittel sprechen blz 128
Klokkijken blz 94
Het bezittelijk voornaamwoord 101

Inhalen toets, wie o wie




Slide 4 - Tekstslide

Was machen wir heute?
Bezittelijk voornaamwoord 
Opdrachten nakijken klokkijken
Opdrachten maken
Hören indien tijd over Aufgabe 7 ,8 und 10
Wiederholung Uhrzeit
Kahoot indien tijd over

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten nakijken
Lektion eins 
Klokkijken

Slide 6 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord (Possessivpronomen)

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening, hun huis

Slide 7 - Tekstslide

Schema

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Bezittelijk voornaamwoord
Bezittelijk vnw D
mein
dein
sein
ihr
unser
euer/eure (v)
ihr/Ihr
Persoonlijk vnw
ich
du
er
sie
wir
ihr
sie/Sie
Bezittelijk vnw NL
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw

Slide 10 - Tekstslide

Let op!!!

De verschillende betekenissen van ihr(e)/Ihr(e)

haar --> ihre Freundin

hun--> ihre Eltern

uw--> Ihr Kaffee


De schrijfwijze van euer/eure 

euer (jullie) Vater

eure (jullie) Mutter

Slide 11 - Tekstslide

Let op!
Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord en krijgt een -e bij die woorden (vrouwelijk) en meervoud.

Vrouwen willen altijd meer: handtassen/make-up/schoenen
dus extra e erachter 
Meervoud is ook altijd meer dus e extra e erachter

Slide 12 - Tekstslide

Aufgaben; wel of geen e (klassikaal)

1. Mein ......... Nebenjob (m) ist Zeitungen austragen.
2. Ihr ........Pullover (m) ist grün
3. Dein ...... Schule (v) steht in der Nähe vom Einkaufszentrum.
4. Mein .....Taschengeld (o) bekomme ich am Samstag.
5. Unser......... Großeltern (mv) haben ein Möbelgeschäft.
6. Dein ....... Hose (v) ist zu groß!
7. Sein ....... T-Shirt (o) ist Blau und viel zu eng.
8. Ihr ....... Klamotten (mv) sind altmodisch, Frau Handke.

Slide 13 - Tekstslide

Jetzt bist du dran!
Maak opdracht 11, 12 en 13 Seite 101 und 102
Fertig ga verder met je weektaak

Slide 14 - Tekstslide

Weektaak
Lektion 3 Seite 103 bis zum 108
Lernen bezittelijk voornaamwoorden Seite 101
lernen Lektion 1 und 2 D-N Seite 127
Lernen Lektion 3 N-D Seite 127




Slide 15 - Tekstslide

Kahoot Uhrzeit 

https://create.kahoot.it/details/e60c6368-cb49-4e4a-b7e8-c92ce051314e

https://www.youtube.com/watch?v=xhtutAKKXyo
Lied-->  Keine Schule

Slide 16 - Tekstslide

Nächste Stunde
Weektaak
Spel klokkijken
Oefenen bezittelijk voornaamwoord 
Gimkit probeer ik te maken

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?
A
Wie
B
heißt
C
deine
D
Oma

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre
B
Tante
C
23 Jahre
D
alt

Slide 19 - Quizvraag

Das ist Ihr Fahrrad.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
das
B
ist
C
Ihr
D
Fahrrad

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 22 - Quizvraag

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 23 - Quizvraag

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 24 - Quizvraag

Was ist ...............(jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 25 - Quizvraag

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 26 - Quizvraag

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Sein
D
Unser

Slide 27 - Quizvraag