Zahlen, possessivpronomen, bez. vnw

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Heute
  • K-Schüler sind um 14.25 wieder hier. Hausaufgaben stehen auf Magister.
  •  Grammatik B wiederholen
  • Wir hören Aufgaben 6 und 8 zusammen
  • An die Arbeit!

Slide 2 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
mijn = mein(e)
jouw = dein(e)
zijn  = sein(e)
haar = ihr(e)

ons/onze   = unser(e)
jullie            = euer/eure
hun             = ihr(e)
uw               = Ihr(e) 

Slide 3 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
die-woorden (vrouwelijk en meervoud) krijgen een -e:

der Sohn (m)    = ein Sohn        = mein Sohn

die Tochter (v)  = eine Tochter = deine Tochter

das Baby (o)      = ein Baby        = sein Baby

die Kinder (mv)= keine Kinder = unsere Kinder


Slide 4 - Tekstslide

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 5 - Quizvraag

Das sind..................(onze) Eltern (v).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 6 - Quizvraag

Wir hören Aufgaben 7 aus Lektion 2 und 6 aus Lektion 3

Slide 7 - Tekstslide

Feedback! Beantwoord deze vragen per nummer, dus: '1. ik vind,.....'
1. Wat vond je lastig deze week?
2. Wat zou je volgende week anders willen?
3. Bekijk de grammatica van Lektion 1 en 2 in het boek. Wat wil jij de volgende les graag oefenen en herhalen?

Slide 8 - Open vraag

K-Schüler: Heute
Wir wiederholen Grammatik B
Wir lernen Grammatik C
Wir hören Aufgabe 8

Slide 9 - Tekstslide

Welk getal noem ik?
Antwoord in het Nederlands

Slide 10 - Open vraag

Welk getal noem ik? Antwoord nu in het Duits

Slide 11 - Open vraag

Welk getal noem ik? Antworte auf Deutsch

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het getal voluit: 38

Slide 13 - Open vraag

Schrijf het getal voluit: 46

Slide 14 - Open vraag

Het bezittelijk voornaamwoord
mijn = mein(e)
jouw = dein(e)
zijn  = sein(e)
haar = ihr(e)

Slide 15 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
die-woorden (vrouwelijk en meervoud) krijgen een -e:

der Sohn (m)    = ein Sohn        = mein Sohn

die Tochter (v)  = eine Tochter = deine Tochter

das Baby (o)      = ein Baby        = sein Baby

die Kinder (mv)= keine Kinder = ihre Kinder


Slide 16 - Tekstslide

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 17 - Quizvraag

Das ist .................(haar) Vater (m).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere

Slide 18 - Quizvraag

Wir hören Aufgabe 8 aus Lektion 3

Slide 19 - Tekstslide

Feedback! Beantwoord deze vragen per nummer, dus: '1. ik vind,.....'
1. Wat vond je lastig deze week?
2. Wat zou je volgende week anders willen?
3. Bekijk de grammatica van Lektion 1 en 2 in het boek. Wat wil jij de volgende les graag oefenen en herhalen?

Slide 20 - Open vraag

Wat betekenen 'ein' en 'kein'?

Slide 21 - Open vraag

Vul de juiste uitgang in:
Das ist ein......... Apfel (m)

Slide 22 - Open vraag

Das ist ein........ Torte (v)

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Heute
  • T-Schüler um 9.20 wieder hier
  • Wir hören Aufgaben 6 und 11
  • Wir füllen Aufgabe 7 aus

Slide 26 - Tekstslide

Jetzt (nu)
  • Wir hören Aufgaben 6 und 11
  • Wir füllen Aufgabe 7 aus

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Unterricht T-Schüler (Les voor T-leerlingen)

Heute machen wir:
  • Wir üben das Sprechen mit dem Text auf Seite 105
  • Wir bearbeiten Aufgaben 7 und 9 aus Lektion 3
  • Wenn es Zeit gibt: Wir üben das Sprechen

Slide 29 - Tekstslide

Feedback! Beantwoord deze vragen per nummer, dus: '1. ik vind,.....'
1. Wat vond je lastig deze week?
2. Wat zou je volgende week anders willen?
3. Bekijk de grammatica van Lektion 1 en 2 in het boek. Wat wil jij de volgende les graag oefenen en herhalen?

Slide 30 - Open vraag