Voegwoorden

Hoe gaat het met je vandaag?
😒🙁😐🙂😃
1 / 21
volgende
Slide 1: Poll
Alfabetisering NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoe gaat het met je vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Which "voegwoorden"
do you know?

Slide 2 - Woordweb

Wat is een voegwoord?
Voegwoord = conjunction

Today:
maar, en, dus, of, want / omdat, als, terwijl, toen

Slide 3 - Tekstslide

Nevenschikkend = coordinating
maar = but
en = and
dus = so
of = or
want = because

Slide 4 - Tekstslide

Two main sentences
Ik eet graag appels. Ik eet graag bananen. (and)

Ik drink graag thee. Ik drink niet graag koffie. (but)




Slide 5 - Tekstslide

Two main sentences
Ik eet graag appels. Ik eet graag bananen.
Ik eet graag appels en ik eet graag bananen.
Ik drink graag thee. Ik drink niet graag koffie.
Ik drink graag thee, maar ik drink ook graag koffie.



Slide 6 - Tekstslide

Two main sentences
Het regent buiten. Ik blijf binnen (so)

Je kunt hier naar rechts. Je kunt hier naar links (or)



Slide 7 - Tekstslide

Two main sentences
Het regent buiten. Ik blijf binnen (so)
Het regent buiten, dus ik blijf binnen
Je kunt hier naar rechts. Je kunt hier naar links (or)
Je kunt hier naar rechts of je kunt hier nar links.



Slide 8 - Tekstslide

Woordvolgorde = word order
Subject verb conjunction subject - verb

Het regent buiten, dus ik blijf binnen
Je kunt hier naar rechts of je kunt hier nar links.



Slide 9 - Tekstslide

Onderschikkend = submissive
omdat = because 
als = if
terwijl = while
toen = when

Slide 10 - Tekstslide

Two main sentences
Ik ga slapen. Het is laat (because)

Ik ga eten. Ik heb honger (if)



Slide 11 - Tekstslide

Two main sentences
Ik ga slapen. Het is laat (because)
Ik slapen, omdat het laat is.
Ik ga eten. Ik heb honger (als)
Ik ga eten, als ik honger heb.



Slide 12 - Tekstslide

Two main sentences
Ik zing. Ik doe de was (while).

Ik ga naar bed. Het werd donker (when)



Slide 13 - Tekstslide

Two main sentences
Ik zing, terwijl ik de was doe. (while).


Ik ging naar bed, toen het donker werd (when)



Slide 14 - Tekstslide

Woordvolgorde = word order
subject verb  > verb goes to end the sentence

Ik zing, terwijl ik de was doe. (while).
Ik ging naar bed, toen het donker werd (when)


Slide 15 - Tekstslide

Wat is geen voegwoord:
A
terwijl
B
want
C
dus
D
fiets

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen voegwoord?
A
of
B
wanneer
C
want
D
dus

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen voegwoord?
A
en
B
in
C
dus
D
want

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen voegwoord?
A
als
B
soms
C
want
D
omdat

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een voegwoord?
A
de
B
toen
C
mijn
D
boom

Slide 20 - Quizvraag

Ik begrijp het!
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll