NT2, Les 8

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les...
  • Een quiz met (makkelijke) woorden
  • Evaluatie van de lessen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les...
  • Spreekwoord van de week 
-> Na deze les ken je een nieuw spreekwoord.
  • Quiz met (moeilijke) woorden
-> Na deze les ken je drie nieuwe moeilijke woorden.
  • Voegwoorden. 
-> Na deze les weet je wat voegwoorden zijn en heb je ermee geoefend.

Slide 3 - Tekstslide

Surf naar lessonup.com op je laptop. Vul meteen de code in bovenaan het scherm bij leerling PIN code. Je hoeft niet in te loggen!
Of surf naar lessonUp.app op je telefoon. Vul de code in bij code invoeren. Je hoeft niet in te loggen!

Slide 4 - Tekstslide

timer
1:00
Wat betekent het spreekwoord:
'Wie a zegt moet ook b zeggen.'

Slide 5 - Woordweb

Oplossing
Wie ergens aan begint, moet het ook afmaken!

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Thermomaximaal melder
A
Dat is een thermostaat in de woonkamer.
B
Dat is een thermische brandmelder die op een bepaalde temperatuur reageert.
C
Geen idee.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een werkschakelaar?
A
Een soort lichtschakelaar.
B
Dat is een schakelaar die dicht bij een elektrische machine is aangebracht zodat je deze buiten werking kan stellen.
C
Geen idee

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn kogellagers?
A
Kogellagers zijn onderdelen die worden gebruikt voor het verlagen van de wrijving tussen verschillende bewegende delen van een elektromotor.
B
Dat is een soort pot met kogels
C
Geen idee

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

VOEGWOORD (vw)
Voegwoorden verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.
Tip: ze staan vaak na de komma!
Voegen betekent verbinden of aan elkaar vastmaken. Tussen stenen en tegels zitten voegen. Zo is het eenvoudig om te onthouden dat een voegwoord tussen twee zinnen zit om ze aan elkaar te plakken.

Slide 14 - Tekstslide

timer
1:00
Welke voegwoorden ken je al?

Slide 15 - Woordweb

Soorten voegwoorden
  1. Nevenschikkend voegwoord: 
Deze voegwoorden verbinden 2 hoofdzinnen aan elkaar.
-> Wat is een hoofdzin? 
Ik eet een appel. Ik eet een peer. Fruit is lekker.
-> Welke woordjes kunnen deze zinnen aan elkaar verbinden?
en/of, maar
want
  • Ik eet een appel en ik eet een peer, want fruit is lekker.
  • Ik eet een appel of ik eet een peer, want fruit is lekker.
  • Ik eet een appel, maar ik eet ook een peer, want fruit is lekker.

Slide 16 - Tekstslide

Ik eet graag appels. + Ik eet graag bananen.
A
en
B
maar

Slide 17 - Quizvraag

Ik drink graag thee + Ik drink ook graag koffie.
A
maar
B
en

Slide 18 - Quizvraag

Jojanneke wil graag chocolade eten, ......... ik heb geen chocolade in huis.
A
want
B
maar

Slide 19 - Quizvraag

Soorten voegwoorden
   2. Onderschikkend voegwoord
Een onderschikkende voegwoord verbindt een hoofdzin (belangrijkste zin) met een bijzin (minder belangrijke zin). Het onderschikkend voegwoord zorgt voor een goed lopende zin. Zonder dit voegwoord heb je geen twee juiste zinnen meer.

-> Wat is een bijzin?
Ik eet een appel, omdat fruit lekker is.

Slide 20 - Tekstslide

Soorten voegwoorden
Reden/oorzaak: want, omdat, doordat
-> De voegwoorden 'want, omdat, doordat' geven aan waarom iets is. Ze geven een reden of oorzaak aan.
  • Werkwoordspelling is belangrijk, want in iedere zin staat een persoonsvorm.
  • Yasmine is goed in grammatica, omdat ze zo goed geoefend heeft.
  • Merline kwam te laat voor de les, doordat de lift weer kapot was.
-> Bij omdat (en ook bij doordat) verandert de volgorde in de tweede zin, de werkwoorden komen namelijk achteraan te staan
Vergelijk: Ik ga naar mijn oma, want ze is jarig.
                    Ik ga naar mijn oma, omdat ze jarig is.



Slide 21 - Tekstslide

Soorten voegwoorden
Tijd: voordat, terwijl, totdat
-> De voegwoorden 'voordat, terwijl, totdat' geven een tijd aan. Ook bij deze voegwoorden komt in het tweede deel van de zin het werkwoord achteraan te staan.
  • Ik wil je graag even zien, voordat de les begint.
  • De klas gaat even in stilte werken, terwijl ik de toets nakijk.
  • Jullie blijven allemaal zitten, totdat de bel gaat.
Meer over voegwoorden: https://www.jufmelis.nl/extra/voegwoorden-herkennen/uitleg 

Slide 22 - Tekstslide

Job wil graag iets vragen voordat hij naar huis gaat, ........ anders kan hij zijn huiswerk niet maken.
A
maar
B
want

Slide 23 - Quizvraag

Lola is vanmorgen naar huis gegaan, ......... ze zich niet lekker voelde.
A
want
B
omdat

Slide 24 - Quizvraag

Bart wil nu naar school, .......... het regent heel erg hard.
A
maar
B
omdat

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Samenvatten
-> We hebben een nieuw spreekwoord geleerd.
-> We hebben drie nieuwe moeilijke woorden geleerd.
-> We hebben geleerd wat voegwoorden zijn en we hebben ermee geoefend.

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
Ik stuur jullie morgen een mail met de huiswerkopdracht.

Tot volgende week!

Slide 28 - Tekstslide