H1d Lezen herh hst 3+hst4 instr

Vandaag
- Herhaling hoofdgedachte (ik kan precies lezen om de hoofdgedachte te bepalen).
- Tekstverbanden en signaalwoorden: Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
- Herhaling hoofdgedachte (ik kan precies lezen om de hoofdgedachte te bepalen).
- Tekstverbanden en signaalwoorden: Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken huiswerk:
Opdracht 4
2             Hij stelt vragen waarop je als lezer antwoord wilt hebben.
3        a geestelijke (al. 3): iemand in dienst van de kerk
b legende (al. 3): verhaal over een heilige waarin wonderen voorkomen
c duur komen te staan (al. 3): ervoor moeten boeten
d openlijk (al. 4): niet geheim
e uiten (al. 4): zeggen of laten blijken wat je denkt of voelt
f emigranten (al. 4): mensen die verhuizen naar een ander land
g commercie (al. 4): handel (om geld te verdienen)
h ingeburgerd (al. 5): aangepast aan een nieuwe omgeving


Slide 2 - Tekstslide

8 Het slot van de tekst bestaat uit alinea 6. – toelichting: In die alinea wordt kort samengevat wat er in de rest van de tekst staat (herkenbaar aan het signaalwoord ‘dus’). Met alinea 5 wordt (het tweede deel van) het middenstuk van de tekst afgesloten, het deel dat gaat over de plaatsen waar Valentijnsdag gevierd werd/wordt.

 
9 C Valentijnsdag is waarschijnlijk genoemd naar een katholieke geestelijke en wordt in ons land nog maar kort gevierd.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe noem je het eerste deel van een tekst?
A
Kern
B
Middenstuk
C
Slot
D
Inleiding

Slide 4 - Quizvraag

Hoe introduceer je het onderwerp in de inleiding? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
met een anekdote
B
met een voorbeeld
C
met veel informatie
D
met een bijzondere situatie

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de opbouw van een tekst?
A
Inleiding en kern
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Kern en slot
D
Inleiding en slot

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een tussenkopje?
A
Een alinea
B
Een titel van een alinea
C
De titel
D
De bron

Slide 7 - Quizvraag

Wat is NIET waar?
Een alinea....
A
..begint altijd op een nieuwe regel.
B
....springt soms bij de eerste regel een beetje in.
C
......gaat over een deel van het onderwerp.
D
.....heeft altijd een tussenkopje.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 9 - Quizvraag

Wat kun je NIET vinden in het slot?
A
een samenvatting
B
een anekdote
C
een conclusie
D
dat je naar de toekomst kijkt

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdgedachte

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling hoofdgedachte
Hoofdgedachte = het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.

Zo vind je een hoofdgedachte:
1. Onderwerp zoeken.
2. Wat is het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt? Antwoord in één zin. 


Slide 12 - Tekstslide

Theorie (hoofdgedachte)

Waar kan de hoofdgedachte in de tekst staan?


- inleiding
- slot
(- titel)

Soms staat hij er letterlijk in, maar soms moet je de hoofdgedachte zelf formuleren

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het onderwerp?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van de hoofdgedachte?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 15 - Quizvraag

Waar zoek je in een tekst de hoofdgedachte? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Titel
B
Inleiding
C
Kern
D
Slot

Slide 16 - Quizvraag