1VWO grammar Unit 2
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe schrijf/ zeg je: het is half 6
Slide 2 - Open vraag
Hoe zeg/ schrijf je: het is 10 voor half 9
Slide 3 - Open vraag
Hoe zeg/ schrijf je: het is 16:15
Slide 4 - Open vraag
Wat weet je van am/ pm?
Ken je de afkorting ook?
Ken je de afkorting ook?
Slide 5 - Woordweb
What day is today?
Slide 6 - Open vraag
And tomorrow is a....
Slide 7 - Open vraag
When's Christmas Day?
date + month
date + month
Slide 8 - Open vraag
Write the date: 10 juli
Slide 9 - Open vraag
Write the date:
12-05
12-05
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Write the date:
31-10
31-10
Slide 12 - Open vraag
Welke zin is juist?
A
He is going to visit Walibi the 14th of April.
B
He going to visit Walibi the 14th of April.
C
We are going to visit Walibi the 14th of April.
D
We are going visit Walibi the 14th of April.
Slide 13 - Quizvraag
Wanneer gebruik je 'going to'?
Slide 14 - Woordweb
Maak een vraagzin:
Susan - going to - swim - in the afternoon
Susan - going to - swim - in the afternoon
Slide 15 - Open vraag
Maak een ontkennende zin:
Mr. Brown - not going to - go - to Spain
Mr. Brown - not going to - go - to Spain
Slide 16 - Open vraag
Maak zelf een zin met 'going to' + 'pick up'
Slide 17 - Open vraag
Wat is het verschil tussen can en could?
Slide 18 - Woordweb
I'm sorry, I ................. come to your party. We're on holiday then.
A
can
B
can't
C
could
D
couldn't
Slide 19 - Quizvraag
Peter lived a 100 years ago. He was a brilliant man. He ................ speak 17 languages.
A
can
B
can't
C
could
D
couldn't
Slide 20 - Quizvraag
................ I have a copy of your notes please?
A
can
B
could
C
can't
D
couldn't
Slide 21 - Quizvraag
Write a sentence with 'have got' about Hens. (Please be kind)
Slide 22 - Open vraag
Vul de juiste vorm van 'have got' in:
I ... (have got) a lot of homework.
I ... (have got) a lot of homework.
Slide 23 - Open vraag
Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
They ... (not - have got) three sisters.
Slide 24 - Open vraag
Wat is de standaard regel om een woord in het meervoud te zetten?
Slide 25 - Woordweb
Write the plural of the word: 'child'
Slide 26 - Open vraag
Write the plural of the word 'table'
Slide 27 - Open vraag
Write the plural of the word 'city'
Slide 28 - Open vraag
Wat vind je nog lastig?
