Leestekens woensdag 11 september 2019

Leestijd
timer
15:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leestijd
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Spelling
Leestekens
Week 2
woensdag 11 september 2019
a.klok@reviaandoorn.nl

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

(in)directe rede: opschrijven wat iemand zegt

Slide 4 - Tekstslide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - geen aanhalingstekens

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden

De moeder zei tegen Jaap: 'Ruim je spullen op.'


De moeder van Jaap zei dat hij zijn spullen op moest ruimen.



Slide 6 - Tekstslide

De komma

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

1 Zet een komma tussen twee persoonsvormen.

Als jij nou je spullen verzamelt, pak ik vast de fietsen.


2 Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

Dat is een grote, oude kast.


3 Zet een komma tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

Zullen we vanavond pasta, rijst of aardappelen eten?


Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

4 Zet een komma voor een voegwoord als want, maar, omdat, tenzij, etc.

Ik ga vroeg slapen, zodat ik morgen uitgerust ben.


5 Zet een komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

Remco, let eens even op!


6 Zet een komma bij een pauze in de zin. Plus na woorden als echter, kortom en trouwens. 

Slide 9 - Tekstslide

Haakjes en dubbele punt
Haakjes:

- Sophie (de pianist) speelde een prachtig stuk.


Slide 10 - Tekstslide

Haakjes en dubbele punt
Dubbele punt:
Ik kom niet: ik ben moe. ( je kunt er 'want' of 'namelijk' voor in de plaats denken)

plaats en tijd
Datum: 3 oktober
 
opsomming
We zien veel onderweg: kastelen, bergen, kleine dorpen. 

Slide 11 - Tekstslide

Learnbeat vorige les
Spelling totaal 1
Vanaf oefening 18 t/m 29

Klaar?
Spelling totaal 2
Oefening 18 t/m 22

Slide 12 - Tekstslide

Maken in learnbeat
Leestekens:
Spelling totaal 2: oefening 2,4, 13, 14

Klaar? Daarna een keuze maken uit een onderwerp bij 'zelf oefenen'

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Huiswerk maandag
Leren: paragraaf 4.3 (leestekens)
Maken: oefening spelling totaal 2, nr. 17 
+ spelling totaal 2 oefening 2,4,13,14 (als die nog niet af zijn). Dat geldt ook voor de opgegeven oefening van spelling totaal 1: 18 t/m 29

Slide 15 - Tekstslide