In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Redactiesommen
Slide 1 - Tekstslide
Romy verkoopt gebakjes voor het goede doel. Ze verkoopt er 's morgens 85 en 's middags 17. Hoeveel heeft ze er verkocht?
Slide 2 - Open vraag
Meester Sam wil zijn klas van 20 kinderen verdelen in groepjes van 4. Hoeveel groepjes kan hij maken?
Slide 3 - Open vraag
De moeder van Carmen is 25 jaar ouder dan Carmen. Haar moeder is 34 jaar. Hoe oud is Carmen?
Slide 4 - Open vraag
De opa van Meike rijdt in de auto. De teller staat precies tussen de 80 en 100 kilomter per uur. Hoe hard rijdt de opa van Meike?
Slide 5 - Open vraag
In een supermarkt is een aanbieding; 5 peren voor 2 euro. Hoeveel moet je betalen voor 20 peren?
Slide 6 - Open vraag
Dylan heeft een plank van 1 meter. Hij zaagt er 43 centimer af. Hoeveel centimeter is de plank dan?
Slide 7 - Open vraag
Een boer heeft 52 dieren. Koeien en varkens. Hij heeft 22 Koeien. Hoeveel varkens heeft hij?
Slide 8 - Open vraag
Suus gaat koekjes bakken. Om 25 koekjes te bakken heb je 5 schepjes suiker nodig. Suus wil 30 koekjes bakken. Hoeveel schepjes suiker heeft ze nodig?
Slide 9 - Open vraag
Mart heeft 19 kaarten, zijn broertje Huub heeft er 15. Hoeveel kaarten heeft Mart er meer dan Huub?
Slide 10 - Open vraag
Tim heeft 53 euro in zijn spaarpot. Voor zijn verjaardag krijgt hij 7 en 8 euro. Hij doet alles in zijn spaarpot. Hoeveel zit daar nu in?
Slide 11 - Open vraag
Een nachtje slapen in een klein hotel kost 9 euro. Arthur wil graag 5 nachten blijven. Hoeveel moet hij betalen?
Slide 12 - Open vraag
Sami spaart voor een helikopter van technisch lego van 76 euro. Iedere week spaart hij 10 euro. Hoeveel weken moet hij sparen om het te kunnen kopen?
Slide 13 - Open vraag
Lieke wil 1 kilo aardbeien afwegen. De weegschaal geeft al 350 gram aan. Hoeveel gram moet er nog bij?
Slide 14 - Open vraag
Lauren en Mare gaan samen op fietsvakantie. De eerste dag fietsen ze 70 kilometer. De tweede dag fietsen ze 30 kilometer en de laatste dag nog 20 kilometer. Hoeveel kilometer hebben ze gefietst?
Slide 15 - Open vraag
Niels betaalt een doosje legosteentjes van 3,80 met allemaal munten van 20 cent. Hoeveel munten van 20 cent moet hij betalen?
Slide 16 - Open vraag
Mika is aan het darten. Hij gooit een pijltje in de 17 punten, een ander pijltje in de 19 punten en het laatste pijltje in de 20 punten. Hoeveel punten heeft hij gegooid?
Slide 17 - Open vraag
Linn en Mirthe hebben allebei evenveel geld. Linn heeft 7 briefjes van 50, hoeveel briefjes van 10 heeft Mirthe?
Slide 18 - Open vraag
Een gezelschapsspel kost 65 euro, de uitbreiding erbij kost 50 euro. Als je ze gelijk samen koopt kost het 109 euro. Hoeveel korting heb je dan gekregen?
Slide 19 - Open vraag
Senna en Charlotte hebben allebei evenveel geld. Senna heeft 8 briefjes van 20, hoeveel briefjes van 10 heeft Charlotte?
Slide 20 - Open vraag
Kamil heeft 500 autootjes. Hij geeft er 45 weg aan zijn broertje. Hoeveel houdt hij er over?