Quiz H5 Passé composé

Passé Composé-QUIZ!

Qui est le champion?!

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Passé Composé-QUIZ!

Qui est le champion?!

Slide 1 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van avoir

Tu ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 2 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir

Vous ....
A
avons
B
ont
C
avez
D
ai

Slide 3 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir

J' ....
A
avons
B
ont
C
avez
D
ai

Slide 4 - Quizvraag

J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
a
avons
ai
avez
as
ont

Slide 5 - Sleepvraag

timer
1:30
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 6 - Sleepvraag

Bij de volgende vragen moet je aangeven of het een présent of een passé composé is. 

Geheugensteuntje:
de passé composé bestaat altijd uit 2 delen 
(het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord)

Slide 7 - Tekstslide

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 8 - Quizvraag

Ma mère demande
A
présent
B
passé composé

Slide 9 - Quizvraag

Vous avez écouté
A
présent
B
passé composé

Slide 10 - Quizvraag

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 11 - Quizvraag

Jullie hebben Parijs bezocht.
A
Vous avez visité Paris.
B
Vous allez visiter Paris.
C
Vous visitez Paris.
D
Vous avez visiter Paris.

Slide 12 - Quizvraag

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 13 - Quizvraag

Open vragen
In het laatste gedeelte van deze quiz moet je de passé composé zelf kunnen schrijven.

Als je de vormen van avoir nog niet helemaal beheerst, leer deze dan eerst weer uit je hoofd (staan op volgende dia). 

Slide 14 - Tekstslide

Passé composé

Deel 1: 
het hulpwerkwoord

Kies de vorm van avoir (hebben) die bij het onderwerp van de zin past. 
J'ai                      Ik heb
Tu as                  Jij hebt
Il/elle             Hij/zij heeft
On                   We hebben / 
                              men heeft
Nous avons     Wij hebben
Vous avez         Jullie hebben / 
                               u heeft
Ils/elles ont       Zij hebben

Slide 15 - Tekstslide

Passé composé 

Deel 2: 
het voltooid deelwoord

Stappenplan:
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal "-er" er af
3. Plak "é" er aan
Voorbeelden:

1. danser                         1. visiter
2. dans                             2. visit
3. dansé                          3. visité

1. parler                            1. regarder
2. parl                                2. regard
3. parlé                              3. regardé

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden
Ik heb gedanst (danser) --> J'ai dansé
Wij hebben gespeeld (jouer) --> Nous avons joué
Etc.

Slide 17 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
Zij heeft gespeeld (jouer)

Slide 18 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Jij hebt gekeken (regarder)

Slide 19 - Open vraag

Zet in de passé composé:
U heeft gegeten (manger)

Slide 20 - Open vraag

Laatste vraag...
Zet in de passé composé:
Zij hebben gedragen (elles, porter)

Slide 21 - Open vraag