B begint en A 'pikt' een woord uit B's verhaal en gaat daar mee door, waarna B een woord uit het verhaal van A pikt, enz. Bijvoorbeeld: B: 'Ik poets mijn tanden altijd onder de douche'. A onderbreekt en pikt bijv 'altijd': 'Altijd vind ik een veel te absoluut begrip', waarna B onderbreekt en zegt: 'Begrip, begrijpen, begripvol dat zijn woorden die mij bijzonder ergeren', enzovoort".