Terwijl de Republiek in de Gouden Eeuw zonder overdrijving een van de koplopers op economisch gebied was, herinnerde aan het begin van de negentiende eeuw daar nog maar weinig aan. De snelle economische ontwikkeling in de omringende landen – met name als gevolg van de industriële revolutie die in Engeland vanaf 1770 was begonnen – ging aan Nederland voorbij.
- In Nederland bleef de landbouw relatief belangrijk. Ook de bestaande tweedeling in deze sector – een commerciële landbouw in het westen en een overwegend zelfvoorzienende landbouw in de oostelijke en zuidelijke provincies – bleef nog lang voortbestaan. Pas vanaf het midden van de negentiende eeuw verdween de zelfvoorzienende landbouw steeds meer naar de achtergrond.
- In vergelijking met de omringende landen kwam de (moderne) industrialisatie in Nederland pas laat op gang. Ook hier tekende zich een regionale tweedeling af: de kapitaalintensieve industrieën in het westen en de arbeidsintensieve industrieën in het oosten en zuiden.
- Op het gebied van de handel was de continuïteit groot: de stapelmarkt keerde in een nieuwe gedaante – als transitohandel – terug. Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw werd het vroegere centrum van de (wereld)handel Amsterdam overvleugeld door Rotterdam.