Hoofdstuk 4 grammatica woordsoorten (les 2 ma)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (Log in bij LessonUp).
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (Log in bij LessonUp).

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhalen: 4.8 Woordsoorten
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les


Slide 2 - Tekstslide

4.8 Grammatica woordsoorten
Nieuw:
  • voegwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord.
Bekend (overzicht op pagina 152)
  • lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel, koppelwerkwoord,  hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord,

Slide 3 - Tekstslide

Filmpje uit methode 4.8
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Benoem het voegwoord.
Ik lees graag, maar ik voetbal liever.

Slide 5 - Open vraag

Benoem het voegwoord.
Ik hoop dat we vroeg vrij zijn.

Slide 6 - Open vraag

Ken jij de nieuwe trainer? Hij is superaardig!
A
jij = psv hij = bzv
B
jij = psv hij = psv
C
jij = bzv hij = bzv
D
jij = bzv hij = psv

Slide 7 - Quizvraag

Ik geef het boek. Het is jouw boek.
A
ik = psv jouw = psv
B
ik = bzv jouw = bzv
C
ik = bzv jouw = psv
D
ik = psv jouw = bzv

Slide 8 - Quizvraag

De docent vertelde hun een verhaal.
Ze wilden dat het snel afgelopen was.
A
ze = psv onderwerp
B
ze = psv voorwerp
C
hun = bzv
D
hun = psv voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Mieke geeft hem een boek terug.
Het is zijn boek.
A
hem = psv onderwerp
B
hem = psv voorwerp
C
zijn = kww
D
zijn = bzv

Slide 10 - Quizvraag

De hond is van mij.
Ik geef hem snoepjes.
A
mij = psv na vz
B
ik = psv voorwerp
C
hem = mv en psv voorwerp
D
hem = lv en psv voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Werkmoment
  • Maak van 4.8 digitaal: 1 tot en met 12 (opdracht 2, 5 en 11 doen we niet).
  • Dit is morgen aan het einde van de les af.
  • Heb je nog vragen over 4.7?


Slide 12 - Tekstslide

Quizlet 4.5 woorden

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Afsluiting
  • Morgen verder met 4.8 woorden. 

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan ontleden p. 152
  1. Onderstreep de pv => zet zin andere tijd
  2. Zet zinsdeelstrepen => deel zo groot mogelijk voor pv
  3. Benoem wg of ng => wg: onderwerp doet iets => zww                                                    => ng: onderwerp is iets => kww+aanvulling
  4. Benoem o => wie/wat + gezegde?
  5. Benoem lv => wie/wat + wg + o? (dus niet bij ng)
  6. Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
o en lv starten nooit met vz

Slide 16 - Tekstslide

Enkelvoudige zin

  • Zin waarin 1 persoonsvorm staat.
  • Een enkelvoudige zin is altijd een hoofdzin.
  • Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar.
Samengestelde zin
  • Bestaat uit 2 of meer zinnen (en dus pv's).
  • Combinatie hoofdzin - hoofdzin. Of hoofdzin - bijzin, bijzin - hoofdzin.
  • Bijzin: ww staan achteraan.
  • Bijzin: o en pv kan iets of staat iets tussen.

Slide 17 - Tekstslide