Reading Questions

Reading Questions
Vragen op een leestoets - wat kan je verwachten?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Reading Questions
Vragen op een leestoets - wat kan je verwachten?

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kunnen/kennen
bij leesvaardigheid?

Slide 2 - Woordweb

Als je iemand een tip moest geven om te helpen bij leesvaardigheid, wat is dan je tip?

Slide 3 - Open vraag

Wat voor soort leesvragen zijn er? Noem er zoveel als je kent.

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

AANTEKENING-TIJD! 
Pak je schrift/werkboek erbij en maak een aantekening over de vraagsoorten en strategieën bij een leestoets. 
Deze ga je later deze les nog nodig hebben.

Slide 6 - Tekstslide

Types of questions
You will now receive practise questions. 
You can write on these papers. 
Make sure you keep your notebook to write notes in. 

Slide 7 - Tekstslide

Multiple choice
1. Lees vraag – probeer te begrijpen
2. Lees antwoorden – probeer te begrijpen
3. Lees tekst of alinea (mag ook voor stap 2)
4. Kies een antwoord! 
Als je het antwoord niet gelijk weet kun je:
o Wegstrepen: wat is het écht niet?
o Nog geen antwoord? Herlees de tekst.

Slide 8 - Tekstslide

Invulvraag
1. Lees de vraag + antwoorden – Wat betekenen de woorden die je zou kunnen invullen?
- Let op linking words! – and, but, so, because, despite, if, also, or …
- Soms moet je juist een linking word invullen. Zorg er dus voor dat je ze kent.

2. Lees de tekst of alinea. Hoe horen de stukken tekst voor en na het invulstuk bij elkaar? Wat betekenen ze?
- Bijvoorbeeld: De zin voor het invulwoord legt een begrip uit, de zin na het invulwoord geeft een voorbeeld van dat woord. Je bent dus op zoek naar een woord die een voorbeeld aangeeft. ‘For example’ zou dus passen.


Slide 9 - Tekstslide

Invulvraag
3. Vul nu het passende woord in. Je kan opnieuw wegstrepen wat het sowieso niet moet zijn of wachten tot je de hele tekst hebt gelezen om het verband beter te snappen tussen de twee stukjes voor en na het invulstuk.

Slide 10 - Tekstslide

Open vraag
1. Kijk goed in welke taal je hem moet beantwoorden. Een NL vraag wil een NL antwoord, een EN vraag heeft een antwoord in EN nodig.
2. Lees nauwkeurig wat je gevraagd wordt: wie/wat/waar/waarom/hoe? Weet waar je naar op zoek moet in de tekst.
3. Lees de tekst/alinea
4. Formuleer het antwoord zo dat er geen twijfel kan bestaan waar je het over hebt:
- Waarom stak de kip de weg over?
- X vanwege de overkant.
- De kip stak de weg over omdat ze aan de overkant wilde komen.

Slide 11 - Tekstslide

Citeren
1. Lees de vraag nauwkeurig, wat wordt er precies gevraagd? Als ze een voorbeeldzin gebruiken die lijkt op de zin die je in de tekst moet zoeken, zorg ervoor dat je weet wat die voorbeeldzin betekent.
2. Lees de tekst/alinea nauwkeurig, let op details.
3. Citeer het deel van de tekst waarin het antwoord genoemd wordt. Vaak staat in de vraag hoe je dat moet doen. Bij twijfel, doe het zo:
“Eerste twee … laatste twee.” (paragraaf 8)

Slide 12 - Tekstslide

True/False vraag
1. Lees bij de vraag goed wat je moet doen. Waar/niet waar of juist/onjuist?
2. Lees de antwoorden goed door. Vertaal ze alvast om te snappen wat er staat. Sommige True/False onderdelen zijn best stiekem in hoe ze verwoord zijn, dus let op de details.
3. Lees de tekst.
4. Beantwoord de vragen die je al weet. Let hier ook op de details om te zien of het écht klopt.
5. Herlees de tekst voor de vragen die je niet gelijk wist. Vul nu ook deze in.

Slide 13 - Tekstslide

Do it yourself: reading questions
You will now receive a text. Make sure you keep your notebook to write in!

You are not allowed to write on the extra texts.

Slide 14 - Tekstslide

Question time!
We will now write our own questions. You get 5-10 minutes to read your own text. 
Choose one of the question types. Write your own question about the text. You get a few more minutes to do this.
When you're done, help your neighbours!
 

Slide 15 - Tekstslide

Read your text.
When you're finished, choose a type
of question you want to ask. Which one?

Slide 16 - Open vraag

You now get 5 minutes to type your question and hand it in. Done? Help your neighbour!

Slide 17 - Open vraag

Toen je de tekst snel aan het lezen was om een vraag te bedenken gebruikte je een leesstrategie. Wat deed je?

Slide 18 - Open vraag

Andersom denken helpt je soms te begrijpen wat je makkelijk of moeilijk vind. Welke vraagsoort vind jij het lastigst?

Slide 19 - Open vraag

Zoek jouw uitdaging
Streep in je oefenblad alvast de vragen aan die je misschien moeilijk gaat vinden. Probeer vervolgens de vragen uit die de docent opgeeft. 
De volgende les gaan we de antwoorden nabespreken. 
Dan weet je welke vragen er écht moeilijk waren voor je en delen we tips om daar mee om te gaan. 

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Je docent vertelt nu welke vragen van het oefenblad je moet maken. 

Lever de tekst op je tafel bij het weggaan weer in. Hier kan iemand later weer oefenbladen van maken.

Slide 21 - Tekstslide