§4.1 Leenheren en Leenmannen - 2024/25

H4 Monniken en ridders
  §4.1 Leenheren en leenmannen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H4 Monniken en ridders
  §4.1 Leenheren en leenmannen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Tijdbalk
Tijdbalk


Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze paragraaf 
-Je kunt uitleggen hoe Karel de Grote een machtig koning en keizer werd over een groot rijk

-Je kunt vertellen op welke manier Karel zijn rijk bestuurde

-Je weet hoe politieke verdeeldheid en onveiligheid ontstonden na Karels dood

-Je kunt uitleggen welke plaats ridders hadden in de samenleving

Slide 4 - Tekstslide

2

Slide 5 - Video

Startopdracht
1. Je werkt in duo's
2. Lees: §4.1 Het Frankische rijk.  
3. Maak opdracht 1 t/m 4
4. Lees: §4.1 Bestuur
5. Maak opdracht 5 t/m 11

Deze les niet afgekregen, dan komt het bij je huiswerk

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk
Neem je Plenda voor je en schrijf op

Huiswerk voor les 1
- maak de opdrachten 12 t/m 17 van de startopdrachten
- Maakwerk - maak van paragraaf 4.1 opdracht 1 t/m 4
-Leerwerk 
- leer het tijdvakkenschema van je opdrachtenblad


Slide 7 - Tekstslide

§4.1 Leenheren en leenmannen
We gaan een filmpje over Karel de Grote kijken

Na het filmpje gaan we vraag beantwoorden

Slide 8 - Tekstslide

01:21
Wie nam de macht van de Romeinen in West-Europa over?

Slide 9 - Open vraag

01:22
Hoe noemen we deze nieuwe periode?
A
Romeinse tijd
B
Middeleeuwen
C
Middeneeuwen
D
Griekse tijd

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wanneer vindt jij
dat iemand een held is?

Slide 12 - Woordweb

§4.1 Leenheren en leenmannen
Het Frankische rijk

  • Vanaf 800 Karel de Grote keizer over Frankische rijk

  • Machtige koning, echt een held

Slide 13 - Tekstslide

§4.1 Leenheren en leenmannen
Bestuur

We bekijken een plaatje over het bestuur van Karel de Grote

Slide 14 - Tekstslide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 15 - Tekstslide

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal rechts op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 17 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 19 - Quizvraag

§4.1 Leenheren en leenmannen
Bestuur

Hoe zit het bestuur in elkaar?

Slide 20 - Tekstslide

§4.1 Leenheren en leenmannen
Verdeeldheid en onveiligheid

  • 814 Karel dood --> rijk in handen van zwakke koningen
  • Adel nam macht over in leenstelsel
  • --> Leenmannen werden leenheren (verdeeldheid)

  • Dit zorgde voor onveiligheid

Slide 21 - Tekstslide

1. Karel de Grote woonde in Duitsland.
2. Hij hoorde bij de Franken.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 22 - Quizvraag

1. Karel werd in 900 koning
2. Karel werd ook tot keizer gekroond.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 23 - Quizvraag

Karel de Grote gebruikte zijn leger om
A
oorlogen te winnen
B
zijn post rond te brengen
C
bewapende mannen op te tillen
D
om op zijn kinderen te passen

Slide 24 - Quizvraag

Voor zijn ridders was Karel de Grote de leenheer.
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Een leenman splitste vaak zijn land weer in kleinere stukken land in leen aan lagere edelen.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

1. Het leenstelsel zorgde voor onrust in het land.
2. In 814 stierf Karel de Grote.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is goed en 2 en fout
D
1 is fout en 2 is goed

Slide 27 - Quizvraag

De middeleeuwen beginnen in het jaar
A
200
B
400
C
1500
D
500

Slide 28 - Quizvraag

Welke jaartallen horen bij de middeleeuwen?
A
500-1500
B
1000-1500
C
500-1000
D
0-500

Slide 29 - Quizvraag