6.2 Gemiddelde snelheid 3

Hoofdstuk 6: Beweging
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6: Beweging

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling paragraaf 6.2
  • Vervolg paragraaf 6.2
  • Zelfstandig aan de slag
- Practicum
- Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Met welke formule bereken je de gemiddelde snelheid?
A
afstand = gemiddelde snelheid : tijd of t =vgem = : t
B
tijd = afstand : gemiddelde snelheid of t = s : vgem
C
gemiddelde snelheid = afstand : tijd of vgem = s : t
D
gemiddelde snelheid = tijd : afstand of vgem = t : s

Slide 3 - Quizvraag

Loes rent 60 meter in 12 seconden. Wat is haar gemiddelde snelheid in m/s?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quizvraag

Na de start bereikt de TGV (hoge snelheids trein) in 3 minuten een snelheid van 88,4 m/s.

Bereken de gemiddelde snelheid in m/s
A
29,4 m/s
B
264,9 m/s
C
44,2 m/s

Slide 5 - Quizvraag

Maud vliegt 560 km in 126 minuten. Bereken haar gemiddelde snelheid.
A
267 km/h
B
4,44 m/s
C
0,225 km/min
D
0,074 m/s

Slide 6 - Quizvraag

Een fietser legt 20 kilometer af in 60 minuten
Wat is zijn gemiddelde snelheid
A
20 km/uur
B
20 km/minuut
C
60 minuut/km
D
1 uur/km

Slide 7 - Quizvraag

Max verstappen reed met een gemiddelde snelheid van 280 km per uur. Welke afstand reed hij in 2 uur
A
280 kilometer
B
280 uur
C
560 kilometer
D
140 kilometer

Slide 8 - Quizvraag

Huiswerk Opdracht
Meet op google maps de afstand van de route waarover jij naar huis gaat. 

Neem de gemiddelde tijd van jouw reis naar huis. 

Bereken jouw gemiddelde snelheid.

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen
De leerlingen weten hoe het omrekenen van snelheden sneller kan.
De leerlingen kunnen goed werken met de formule vd gemiddelde snelheid

Slide 10 - Tekstslide

Snelheid omrekenen

Slide 11 - Tekstslide

Snelheid in km/h
  • Hardlopers
  • Schaatsers
  • Formule 1

Slide 12 - Tekstslide

Snelheid naar 100 km/h 
  • 100 kilometer in 1 uur
  • Wat betekent dit nou?

Slide 13 - Tekstslide

Een voorbeeld
Een auto rijdt van Haarlem naar Groningen, een afstand van 200 km. De auto rijdt gemiddeld 100 km/u. Hoelang duurt de autorit?

Slide 14 - Tekstslide

Een voorbeeld
Een auto rijdt van Haarlem naar Groningen, een afstand van 200 km. De auto rijdt gemiddeld 100 km/u. Hoelang duurt de autorit?

Slide 15 - Tekstslide

Meter per seconde
  • Je kunt snelheid omrekenen van km/h naar m/s
  • Binnen de natuurkunde is dit de standaard eenheid!
  • Wanneer is dit zinvol om te gebruiken?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Bedenk dat;
1 kilometer                                  1000 meter
1 uur (h)                                         60 min x 60 s = 3600 s
Dus van m/s naar km/h?

80 m/s                  288.000 m/h
 = 288 km/h
x 3600
: 1000

Slide 18 - Tekstslide

Bedenk dat;
1 kilometer                                  1000 meter
1 uur (h)                                         60 min x 60 s = 3600 s
Dus van km/h naar m/s?

36 km/h                   36000 m/h                
 =  10 m/s
    
x 1000
: 3600

Slide 19 - Tekstslide

Bedenk dat;
1 kilometer                                  1000 meter
1 uur (h)                                         60 min x 60 s = 3600 s
Dus van km/h naar m/s?

150 km/h                150.000 m/h                
 =     41,67 m/s
        42 m/s
x 1000
: 3600

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Stan rijdt 130 km/h.
Hoeveel m/s is dat?
A
36 m/s
B
468 m/s
C
72 m/s
D
100 m/s

Slide 22 - Quizvraag

De topsnelheid van een formule 1 auto is 378 km/h.
Hoeveel m/s is dat?
A
100 m/s
B
1360 m/s
C
105 m/s
D
1853 m/s

Slide 23 - Quizvraag

Een F-16 straaljager vliegt ongeveer 650 m/s.
Hoeveel km/h is dat?
A
181 km/h
B
2340 km/h
C
1235 km/h
D
1000 km/h

Slide 24 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Keuze:

- Practicum (bereken van je schotsnelheid)
- Maken van paragraaf 6.2


Slide 25 - Tekstslide

Opdracht
Wat:     Maak van Paragraaf 6.2:
             
Hoe:    Alleen en overleg fluisterend met buurman/vrouw
Tijd:     +/- 20 min  
Klaar?:   Kijk na! (niet alleen goede antwoord, maar vooral hoe!)
                 Ben je daarmee klaar. Begin vast met de huiswerk-                             opdracht.

Slide 26 - Tekstslide