Bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden

Wij gaan oefenen met de bezittelijke voornaamwoorden.

Het doel van vandaag:

Na de les weet ik wat bezittelijke voornaamwoorden zijn.

1 / 38

Slide 1: Tekstslide

NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Bezittelijke voornaamwoorden

Wij gaan oefenen met de bezittelijke voornaamwoorden.

Het doel van vandaag:

Na de les weet ik wat bezittelijke voornaamwoorden zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden geven een bezit

aan. Haar vader heeft hun fietsen in de schuur

gezet. Bezittelijke voornaamwoorden kunnen

ook zelfstandig gebruikt worden: Haar tekening

vind ik beter dan de jouwe. In dit geval is het

een zelfstandig naamwoord en geen voornaam-

woord.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk voornaamwoord

Bezit = van wie is het? van mij

van jou

van hem

van haar

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijke voornaamwoorden

jij

hij

zij

wij

jullie

zij

van mij

van jou

van hem

van haar

van ons

van jullie

van hen

mijn

jouw

zijn

haar

ons

jullie

hun

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord (de, het, een) voor kunt zetten.

Zelfstandige naamwoorden zijn mensen, dieren of dingen.

Slide 6 - Tekstslide

Geef uitleg over het zelfstandig naamwoord.

Wat is een zelfstandig naamwoord?

maar

het

lopen

citroen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een zelfstandig naamwoord?

maar

het

lopen

appel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen zelfstandig naamwoord?

Justin

Luca

probeer

koffie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar schrijf je het bezittelijke voornaamwoord?

voor het zelfstandig naamwoord:

Dat is mijn auto.
Het is jouw huis
Het is jullie eten

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk voornaamwoord

Is dit jouw pen? Ja, dit is ........

Is dit mijn koffie? Nee, dit is niet ...........

Is dit haar boek?

Is dit zijn tas?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bezittelijk voornaamwoord

Ik- mijn

Je - jouw

Hij -zijn

Zij - haar

U- uw

Jullie- jullie

Wij- ons/onze

Zij - hun

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mijn

je/ jouw

zijn

haar

ons / onze

jullie

hun

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

huis

jouw

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

tuin

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

zijn

fiets

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

jullie

schuur

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

trouwdag

onze

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

Deze slide heeft geen instructies

zijn / haar?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De jongen vergeet ....... boek op school.

haar

zijn

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij wil ....... huiswerk maken.

haar

zijn

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ze heeft een fiets. Het is .... fiets.

haar

zijn

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

mijn / jouw?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik lees dit boek. Het is .... boek.

mijn

jouw

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar woon jij? Wat is .... adres?

mijn

jouw

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

mijn

kamer

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meisjes sliepen in hun bed.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

de meisjes

sliepen

hun

meisjes

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meisjes slapen in hun bed.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

de meisjes

slapen

hun

meisjes

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vader eet zijn banaan.

Wat zijn de bezittelijk voornaamwoorden?

mijn

vader

zijn

banaan

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn vader eet zijn banaan.
Wat zijn de bezittelijk voornaamwoorden?

mijn

vader

zijn

banaan

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn neef heeft thuis een slang.

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft mijn telefoon in de klas laten liggen.
Wat is 'mijn'?

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

werkwoord

bezittelijk voornaamwoord

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk voornaamwoord

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Quizvraag

Meer lessen zoals deze