El adjetivo - het bijvoeglijk naamwoord
- Om mensen of dingen te beschrijven
- Past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort, in geslacht (mannelijk / vrouwelijk) en in getal (enkelvoud / meervoud)
Ejemplo: Anna tiene los ojos marrones - Ana heeft bruine ogen
Erik tiene el pelo- Erik blong haar.