Observatie, interpretatie en onderzoeksverslag

Observatie en interpretatie
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Observatie en interpretatie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je legt het verschil uit tussen observatie en interpretatie van gedrag. 
  • Je kent de onderdelen van een wetenschappelijk onderzoeksverslag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


De hond op de foto is blij
A
Observatie
B
Interpretatie

Slide 6 - Quizvraag

Wat kun je observeren?
A
Het paard legt zijn oren naar achteren
B
Het paard is boos

Slide 7 - Quizvraag

Wat kun je observeren?
A
De katten zijn aan het spelen
B
De ene kat staat en de andere kat ligt
C
De katten zijn aan het vechten
D
De ene kat is de baas over de andere kat

Slide 8 - Quizvraag

Onderzoeksverslag

Slide 9 - Tekstslide

1. Inleiding
Informatie over hetgeen dat je gaat onderzoeken (gebaseerd op bronnen).

2. Onderzoeksvraag (Wat wil ik onderzoeken)
Je vraagt je iets af.
Bijvoorbeeld: je hebt een zakje met zaadjes gekocht. Het valt je op dat de zaadjes in het
zakje niet kiemen. 
Je stelt dan de volgende vraag:
Hoe komt het dat de zaadjes in het zakje niet kiemen?

ALTIJD een open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Je vraagt je af of planten sneller gaan groeien als ze aan muziek worden blootgesteld. Welke onderzoeksvraag kun je hierbij formuleren?

Slide 11 - Open vraag

3. Hypothese (Wat veronderstel ik?)
In deze stap bedenk je een antwoord op de vraag.
Je probeert de uitkomst van de proef te voorspellen.
'Als...... dan......'

4. Benodigdheden (Wat heb ik nodig)
Om je proef uit te voeren heb je spullen nodig: de benodigdheden.
In deze stap maak je een lijstje van alles wat je nodig hebt.

Slide 12 - Tekstslide

Je vraagt je af of huidmondjes kunnen openen en sluiten. Hiervoor gebruik je een onderzoek waarbij je een stukje blad onder de microscoop bekijkt.

In een bron heb je het volgende gelezen: Een huidmondje bestaat eigenlijk uit twee sluitcellen. Als er veel water in de sluitcellen zit, dan staan de huidmondjes open. Zit er weinig water in de sluitcellen van het huidmondje, dan worden deze cellen een beetje slap en sluiten ze het huidmondje af.

Slide 13 - Open vraag

5. Werkwijze/Experiment (Wat ga ik doen?)
In deze stap bedenk je een manier om te bewijzen dat je hypothese klopt.
Je bedenkt daarvoor een proef. Denk erom dat je maar één factor tegelijkertijd kunt
onderzoeken.

Als je de proef hebt bedacht en uitgeschreven in een stappenplan, dan kun je het gaan uitvoeren. Vaak duren
proeven in de biologie langer dan één les. Je kunt dan de volgende les(sen) zien wat er is
gebeurd.




6. Resultaten (Wat neem ik waar?)
Je bekijkt wat er is gebeurd en schrijft dit op. Je meet wat er gebeurt: bijv. hoe vaak iets
gebeurt, hoe snel iets gaat, temperatuur etc.
Deze gegevens zet je in een tabel




7. Maak een grafiek of staafdiagram van de gegevens uit de tabel

Slide 14 - Tekstslide

8. Conclusie
In deze stap geef je antwoord op de onderzoeksvraag die je hebt gesteld aan het begin en vertel je of je hypothese juist was (en waarom wel/niet).


Slide 15 - Tekstslide