11.4 Je lijkt op ...

H11 Voortplanting
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H11 Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

11.4 Je lijkt op...

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Waar jouw bouwbeschrijving zit;
  • Hoe de eigenschappen op de chromosoom liggen/zitten;
  • Waardoor je op je ouders lijkt;
  • Of alle eigenschappen erfelijk zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Waar zit jouw bouwbeschrijving?
  • Chromosomen: draden in de kern van elke cel.
  • Chromosomen bestaan uit DNA.

  • Je hebt 23 chromosomenparen, 23 van je vader en 23 van je moeder. Er zitten dus 46 chromosomen in elke cel.

  • Alle chromosomen samen noem je het genoom.


Slide 4 - Tekstslide

Waar zit jouw bouwbeschrijving?
Chromosomenparen: 23 dubbelen = 46 chromosomen in elke cel!!

Slide 5 - Tekstslide

DNA
  • DNA: stof waaruit je chromosoom bestaat
  • DNA bevat alle informatie om jou te maken
  • De informatie op het DNA is verdeeld in stukjes: de genen. Bijv voor haarkleur, oogkleur, etc.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Waardoor lijk je op je ouders?

  • In voortplantingscellen  zitten 23 chromosomen.

  • Wanneer de kern van de eicel en de kern van de zaadcel (de bevruchting) samensmelten, heb je 2 x 23 = 46 chromosomen. 
  • Je krijgt dus de helft van de chromosomen van je vader en de helft van je moeder. Omdat de eigenschappen in deze chromosomen zitten lijk je dus op je ouders.

Slide 8 - Tekstslide

Ben je een jongen of een meisje?

  • Je hebt dus 46 chromosomen en 23 chromosoomparen.

  • 22 van deze paren zijn nagenoeg hetzelfde.
  • Het 23e paar kan twee vormen hebben: een X-vorm en een Y-vorm.
  • XX = het een vrouw.
  • XY = het een man.

  • De X en Y chromosomen noem je geslachtschromosomen.

Slide 9 - Tekstslide

Jongen of Meisje

Slide 10 - Tekstslide

Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen?
  • Het stukje DNA dat informatie geeft voor een eigenschap => gen.
  • De invulling voor een gen oogkleur, kan variëren (blauw, groen, bruin).
  • Zo'n variant heet een allel

Slide 11 - Tekstslide

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

  • Eigenschappen als oog- en huidskleur worden door je chromosomen (dus je DNA) bepaald.  Dit zijn erfelijke eigenschappen.

  • Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg.

  • Niet erfelijke eigenschappen worden bepaald door invloeden vanuit je omgeving.

Slide 12 - Tekstslide

Genotype vs Fenotype
  • Genotype => de informatie op je genen.

  • Fenotype => dat wat je ziet van een eigenschap, blauwe ogen of blond haar. 

Slide 13 - Tekstslide

Aangeboren aandoeningen
Aangeboren aandoeningen kunnen door verschillende oorzaken ontstaan:
  • Door schadelijke stoffen en/of ziekteverwekkers;
  • Door een "Fout" in chromosomen of genen, Te veel chromosomen: syndroom van Down (vader of moeder geeft 2x chromosoom 21. Hierdoor zijn er daarvan uiteindelijk 3 ipv 2)
  • Door een fout in de structuur van een chromosom (kleurenblindheid)


Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting
Samenvatting

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk
Maken 11.4: Opdracht 3 t/m 12, 16, 17, 19
21 t/m 23
Nakijken 

Morgen aftekenen!

Slide 16 - Tekstslide