11.4 Je lijkt op...

Deze les
  • Wat weet je al? (gebruik je aantekeningen)
  • Uitleg over heel 11.4!
  • Aantekeningen aanvullen
  • Opdrachten maken

Begrijp je alles? Dit is de laatste les!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les
  • Wat weet je al? (gebruik je aantekeningen)
  • Uitleg over heel 11.4!
  • Aantekeningen aanvullen
  • Opdrachten maken

Begrijp je alles? Dit is de laatste les!

Slide 1 - Tekstslide

Naam
Beschrijving
1
2
3
Chromosoom
DNA
Celkern
Bevat codes voor eiwitten.
Opgerolde draad DNA.
Onderdeel van de cel, waarin het DNA ligt.

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is een gen?
A
De DNA-code voor een eiwit.
B
Een eigenschap van een organisme.
C
Een eiwit.
D
Het DNA van een organisme.

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heten de chromosomen die bepalen of je een jongen of een meisje bent?

Slide 4 - Open vraag

Is de volgende bewering goed of fout?

De bouwbeschrijving voor je oogkleur ligt alleen in de chromosomen van je ogen.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel chromosomenparen bevat iedere lichaamscel?
A
23
B
46
C
1
D
Dat ligt aan de plaats in het lichaam.

Slide 6 - Quizvraag

Is de volgende bewering goed of fout?

De vader geeft het chromosoom door dat bepaalt of er een jongen of een meisje ontstaat.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen 11.4 deel 1
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen wat chromosomen zijn.
  • uitleggen wat DNA is en voorbeelden geven van informatie die het bevat.
  • uitleggen wat geslachtschromosomen zijn.
  • aan de hand van een chromosomenportret bepalen of het mannelijke of vrouwelijke geslachtschromosomen heeft.
  • aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
  • omschrijven wat genen en allelen zijn.





Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
  • omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
  • beschrijven hoe aangeboren afwijkingen kunnen ontstaan.
  • uitleggen wat prenataal onderzoek is en voorbeelden hiervan noemen.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Chromosomen
In de celkernen zitten 'soort' draden -> de chromosomen

Bestaan
uit DNA en eiwitten

DNA bevat de bouwbeschrijving
van jouw lichaam: bv. lengte,
haarkleur, oogkleur en bloedgroep.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Elke lichaamscel heeft 23 chromosomenparen.
Dat zijn 46 chromosomen in totaal.
Chromosomen bevatten informatie over je erfelijke eigenschappen.
Genoom = alle chromosomen samen (met alle erfelijke informatie).

Slide 14 - Tekstslide

Elke lichaamscel heeft 23 chromosomenparen, 46 chromosomen in totaal.
 
Maar.... de geslachtscellen hebben 23 chromosomen.
 

Slide 15 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Bij 22 chromosomenparen is de vorm en grootte van beide chromosomen gelijk.

Het 23 ste paar zijn de geslachts-chromosomen (bepalen m/v).
Vrouw: 2 dezelfde XX
Man: 2 verschillende XY

Slide 16 - Tekstslide

Chromosomen
Elk chromosoom bevat een lang DNA-molecuul

Het DNA-molecuul bevat codes voor het maken van eiwitten

De meeste eigenschappen worden bepaald
door een klein stukje DNA. 
Een stukje DNA met de informatie voor
één eigenschap heet een gen.

Een gen kan verschillende varianten hebben (allel). 


Slide 17 - Tekstslide

Voor veel eigenschappen zijn er meer dan twee allelen. 

Ook werken er vaak meerdere genen samen aan een eigenschap.

Slide 18 - Tekstslide

Waardoor lijk je op je ouders?

Slide 19 - Tekstslide

Zijn alle eigenschappen erfelijk?
Erfelijke eigenschappen heb je van je ouders gekregen.  Worden volledig bepaald door je genen

De informatie op al je genen samen heet het genotype
Dat wat je ziet van een eigenschap heet het fenotype.


Slide 20 - Tekstslide

Het fenotype is soms ook het resultaat van het genotype (aanleg) en de omgeving (oefenen).

Andere eigenschappen bepaal je helemaal zelf. Die zijn niet erfelijk. Of veranderingen die ontstaan (bijv. een litteken krijgen) zijn niet erfelijk.
Niet-erfelijke eigenschappen wordt het fenotype volledig bepaald door invloeden van de omgeving. 

Slide 21 - Tekstslide

Aangeboren aandoeningen

Soms worden kinderen geboren met een afwijking
of aandoening (aangeboren aandoening).

1) Door schadelijke stoffen of ziekteverwekkers
2) Door een fout in het aantal chromosomen in de cellen
3) Door een fout in de structuur van één chromosoom 

Slide 22 - Tekstslide

Prenataal onderzoek
Onderzoek vóór de geboorte. 

1) echo 
2) vruchtwaterpunctie
3) vlokkentest


Slide 23 - Tekstslide

Wat moet er in je aantekeningen staan van heel 11.4?
  • Uitleg begrippen: chromosomen, DNA, gen, allel en geslachtschromosomen.
  • Tekening: van cel naar DNA
  • Uitleg begrippen: genotype en fenotype.
  • Aantal chromosomen van verschillende cellen: eicel, zaadcel en bevruchte eicel (bv. getekend, bron 5). 
  • Wat bepaalt of een bevruchte eicel een jongen of meisje is?
  • Drie verschillende soorten prenataal onderzoek.
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag...
Basis: 4, 7, 9, 11 t/m 13, 16, 17, 19 en 23
Extra oefening: (5, 6) 18, 21 en 22
Verdieping: 24

Dit is de laatste les voor de toets!
Di 26/3 4e uur: optionele herhalingsles over H11
Do 28/3 4e uur: welkom voor vragen/extra uitleg (5e uur toets)


Slide 25 - Tekstslide