H1: Tekstopbouw

Nederlands 19-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel. Laptops nog dicht
  2. Lezen in leesboek
  3. Herhaling: Tekstdoelen & tekstsoorten 
  4. Theorie: Inleiding, kern & slot
  5. Samen opdracht maken
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 19-2
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel. Laptops nog dicht
  2. Lezen in leesboek
  3. Herhaling: Tekstdoelen & tekstsoorten 
  4. Theorie: Inleiding, kern & slot
  5. Samen opdracht maken

Slide 1 - Tekstslide

Voor de vakantie
Voor de vakantie heb je geleerd wat een tekstdoel en wat tekstsoorten zijn. 


Slide 2 - Tekstslide

Wat wil de schrijver bereiken als de tekst het doel 'informeren' heeft?
A
Hij wil je informatie geven
B
Hij wil je uitleggen hoe je iets moet doen/maken
C
Hij wil je vermaken
D
Hij wil dat je diens mening overneemt.

Slide 3 - Quizvraag

Wat wil de schrijver bereiken als de tekst het doel 'overtuigen' heeft?
A
Hij wil je informatie geven
B
Hij wil je uitleggen hoe je iets moet doen/maken
C
Hij wil je vermaken
D
Hij wil dat je diens mening overneemt.

Slide 4 - Quizvraag

Wat wil de schrijver bereiken als de tekst het doel 'amuseren' heeft?
A
Hij wil je informatie geven
B
Hij wil je uitleggen hoe je iets moet doen/maken
C
Hij wil je vermaken
D
Hij wil dat je diens mening overneemt.

Slide 5 - Quizvraag

Wat wil de schrijver bereiken als de tekst het doel 'instrueren' heeft?
A
Hij wil je informatie geven
B
Hij wil je uitleggen hoe je iets moet doen/maken
C
Hij wil je vermaken
D
Hij wil dat je diens mening overneemt.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil informatie geven (informeren)
B
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
C
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 7 - Quizvraag


Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Instrueren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 9 - Quizvraag


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
activeren
D
instrueren

Slide 10 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
instrueren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 11 - Quizvraag

Tekstsoort?
A
aankondiging
B
nieuwsbericht
C
artikel
D
oproep

Slide 12 - Quizvraag


Tekstsoort
A
Nieuwsbericht
B
Recept
C
Boek
D
Reclame

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de tekstsoort?
A
Advertentie
B
Tabel
C
Instructie
D
Artikel

Slide 14 - Quizvraag


Wat voor tekstsoort is dit?
A
Artikel
B
Betoog
C
Nieuwsbericht
D
Advertentie

Slide 15 - Quizvraag


Tekstsoort?
A
Ingezonden brief
B
Nieuwsbericht
C
Advertentie
D
Handleiding

Slide 16 - Quizvraag

Lesdoel
Aan het einde van deze les weet jij:

1. Hoe een tekst is gebouwd. 
2. Welke informatie je kan vinden in welk onderdeel van de tekst. 

Slide 17 - Tekstslide

H1: Tekstopbouw 
Een tekst is opgedeeld uit drie delen:

1. Inleiding
2. Kern
3. Slot

Slide 18 - Tekstslide

Inleiding
  • In de inleiding maak je kennis met het onderwerp.
  • een voorbeeld bij het onderwerp gegeven.
  • de aanleiding voor het schrijven van de tekst genoemd.
  • een leuk, kort verhaaltje (anekdote) verteld.
  • een belangrijke vraag gesteld.
  • een mening (standpunt) gegeven.
  • een samenvatting van de hele tekst gegeven.
  • iets verteld over de opbouw van de tekst.







Slide 19 - Tekstslide

Kern
In het middenstuk van een tekst worden verschillende zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben. Dat zijn de deelonderwerpen.

Slide 20 - Tekstslide

Het slot
  • de hoofdgedachte van de tekst genoemd.
  • een advies gegeven.
  • een conclusie getrokken.
  • een korte samenvatting van de tekst gegeven.
  • een toekomstverwachting genoemd: iets wat waarschijnlijk nog gaat gebeuren.
  • een vraag uit de inleiding beantwoord.
  • (nieuwe informatie of een nieuw argument ingebracht.)





Slide 21 - Tekstslide

Gezamenlijk opdracht maken
Opdracht 1 en 2 via het bord.

Laptops zijn dicht.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link